Forumdiscussie vervaardigen van de basiskaart worden de volgende fasen doorlopen: voorbereiding; paspuntmeting en -berekening; triangulatie; blokvereffening; kaartering (met voorverkenning); kartografische afwerking. Bij het interpreteren van de false-colour luchtfoto's wordt gebruik gemaakt van transparante overlays, die voor de inpassing van de voorlopige vegetatiekaart op de basiskaart, samen met de getrianguleerde lucht foto's, in het instrument worden geplaatst. Daarna worden de vegetatiegrenzen overgebracht op de eventueel vereenvoudigde basiskaart. Hierna volgt de kartografische afwerking, eindcontrole en aflevering aan de opdrachtgever. Tot slot zou ik nog willen benadrukken dat het binnen één afdeling vervaardigen van zo'n vegetatie- of andere thematische kaart veel voordelen biedt. Deze geïntegreerde werkwijze levert niet alleen een grotere motivatie, doordat men een kaart van begin tot eind onder handen heeft, maar ook een hogere kwaliteit omdat men goed is geïnformeerd over het gebied dat wordt gekaarteerd en men alle informatie binnen handbereik heeft. Ik geloof dan ook dat de op dit moment in uitvoering zijnde integratie van fotogram- metrische en kartografische afdelingen binnen de Meetkundige Dienst, een grote bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van het produkt. Literatuur Deltawerken, 1981. 10 Jaar Milieu en Inrichting. Driemaandelijks Bericht, no. 95. Zonneveld, I. S., 1979. Land Evaluation and Land (Scape) Science. ITC textbook VII-4. Zonneveld, I. S., 1977. Ecosystemen Het inventariseren en waarderen van land en landschap. Natuur en Techniek, 45 jrg no. 4. Thalen, D. C. P., 1978. Complex mapping units, geosyntaxa and the evaluation of grazing areas. Tüxen, L., 1978. Assoziationskomplexe (Sigmeten) und ihre prak tische Anwendung. Cramer, Vaduz. Samenvatting van de forumdiscussie naar aanleiding van de lezingen van ir. A. Waalewijn, R. R. Boerjan, ir. R. Nicoiai en ir. H. T. C. van Stokkom. De discussie werd geleid door ing. S. C. Hoos. Prof. Van Wely vraagt naar aanleiding van de lezing van Van Stokkom: Ten behoeve van de foto-inter- pretatiekaart ga je het terrein in om vegetatietypen op te sporen. Dan kies je in zo'n vlak ,,at random" een punt of een oppervlakje maar (,,èn" zei Van Stokkom en ik dacht dat het „maar" moest zijn) het moet ook representatief zijn voor het gehele vlak. Die twee dingen lijken mij een beetje in tegenspraak, tenzij je veel meer punten neemt at random, waardoor je een echte representatie van zo'n heel vlak krijgt. De heer Van Stokkom: Het idee is dat, wanneer je je bevindt in een eenheid, of in een gedeelte van een gebied, dat overeenkomt met een foto-interpretatie- eenheid die je wilt inventariseren, je een plaats kiest, die groot genoeg is om representatief te zijn. Men moet die plaats dan at random kiezen om niet speciale gevallen, ik denk aan zeldzame soorten of wat dan ook, extra te benadrukken. Dus u gaat gericht naar een bepaalde plaats toe en kiest dan een opname at random, die dan automatisch representatief is voor die hele eenheid. De grootte van zo'n oppervlakje hangt af van het gebied. Voor een tropisch regen woud zal het zo'n 100 bij 100 meter zijn, of zelfs een vierkante km, en op grasland denk ik aan 50 cm in het vierkant. In de genoemde schorgebieden gebruiken we dikwijls 5 bij 5 m. De heer Quee vraagt aan Boerjan: Ik heb opgemerkt dat de structuur waarin maatvoeringswerkzaamheden gedaan worden, vooral een driedimensionele struc tuur is. Ik denk dat het grondvlak van die constructies zelfs kleiner is dan de hoogtedimensie, dus je kunt in sterke mate over een driedimensioneel gebeuren spre ken. Vraag is, of men overwogen heeft om dit op een geheel andere manier te begeleiden dan is voorge schoteld, nl. door vanuit externe standplaatsen rond- NGT GEODESIA 81 om het object, op de grond of op een dijk er omheen, voerstraalmetingen uit te voeren (horizontale rich tingen, afstanden en zenithoeken). Voor een derge lijke aanpak bestaan tegenwoordig vrij goede vereffe ningsmodellen en men zou daar dus ook zeker de zelfde mate van kwaliteitscontrole d.m.v. vereffening en toetsing op hebben kunnen loslaten. Is dat over wogen en is dat om bepaalde redenen niet gedaan? De heer Boerjan: Voor de meeste onderdelen moeten we resultaten afleveren met een nauwkeurigheid van een paar mm en met een afstandmeter kun je dat nooit bereiken, omdat de nauwkeurigheid van een elektro-optische afstandmeter rond de 1 cm ligt. Alle afstanden die aan mm-nauwkeurigheid moeten vol doen, meten we met een geijkte meetband met milli meterverdeling en die afstanden liggen dus altijd binnen de 25 m, omdat de band niet langer is. Vragensteller: Dus de nauwkeurigheid van de elektro- optische lengtemeting is hier eigenlijk het enige be letsel geweest; waarop Boerjan bevestigend ant woordt. Prof. Van der Weele aan Van Stokkom: Als ik goed heb begrepen, moet in uw systeem tweemaal de op name in de instrumenten worden gelegd om uitge werkt te worden. De eerste maal voor basiskaartering en de tweede maal voor de interpretatiemeting. Is dat niet te combineren? De heer Van Stokkom: Het interpreteren van de luchtfoto's t.b.v. de voorlopige vegetatiekaart moet bij voorkeur geschieden met een spiegelstereoscoop, opdat men dan een overzicht houdt over het gebied en dat is vreselijk belangrijk bij het interpreteren. Als men een instrument, zelfs met een tweemalige ver groting, gebruikt, ziet men nog maar een klein stukje, en dat is een beperking voor het beeld dat men heeft 485

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1981 | | pagina 35