Prof. dr. ir. W. Schermerhorn (1894- 1977). staat, als de geboortedatum van de MD. Dit ondanks het feit dat een aantal oud-MD-ers kunnen bogen op een eerdere aanstelling bij de Rijkswaterstaat. In deze maand herdenken we dus het 50-jarig bestaan van de Meetkundige Dienst. Schermerhorn [151 heeft de perikelen rond het ontstaan van de MD uitvoerig beschreven; ik wil hier volstaan met de vermelding dat de MD werd gevormd door een fusie van het door Schermerhorn in 1921 gestichte particuliere Geode tisch Bureau en enige afdelingen van de directie Alge mene Dienst van de Rijkswaterstaat. Het is wel interessant na te gaan wat de oorzaak was van de behoefte aan een specialistische geodetische dienst, die bij de Rijkswaterstaat in de jaren twintig in toenemende mate werd gevoeld. We komen dan op een aspect, waar Schermerhorn enige malen [11] [12] de aandacht op heeft gevestigd, maar dat merkwaar digerwijs in zijn beschouwingen over het ontstaan van de MD [15] nauwelijks aandacht heeft gekregen. In de 17e en 18e eeuw was het landmetersvak duide lijk geïntegreerd in de toenmalige civiele en militaire techniek; waterbouw, vestingbouw en landmeten, het werd veelal uitgeoefend door één en dezelfde persoon. Door de oprichting van het Kadaster ont stond in de 19e eeuw een afzonderlijke landmeters stand, die zich los van de ingenieurswereld ontwik kelde en zich de eerste honderd jaar van zijn bestaan uitsluitend bezighield met de puur kadastrale praktijk. Daarnaast, en nagenoeg los daarvan, werd de land meetkunde als vanouds bedreven in de militaire en de civiele ingenieurspraktijk. De hogere geodesie werd volgens Schermerhorn [12] in Nederland (en ook elders) veelal door civielinge- nieurs*) bedreven. Uit die categorie kwamen dan de docenten voort die aan de Technische Hogeschool onderwijs gaven in de geodesie. Omdat de lagere geo desie bij deze gespecialiseerde civiel-ingenieurs min der in de belangstellingssfeer lag, werd dit aspect in de colleges ondergeschikt gemaakt aan de aandacht die de hogere geodesie genoot. Het gevolg was dat de civiel-ingenieur te weinig kennis opdeed omtrent de lagere geodesie voor de praktijk van alledag, en daarnaast de hogere geodesie, waar hij in de praktijk zelden of nooit meer mee te maken zou krijgen, als overbodige ballast in zijn studiepakket meetorste. Met uitzondering natuurlijk van de ingenieur die in de geo desie zijn bestemming vond, wellicht uiteindelijk do cent werd, en daarmede de cirkel weer sloot. Terzijde zij opgemerkt dat in de periode 1895-1919 een aantal van de adspirant-landmeters van het Ka daster (op eigen verzoek) in de gelegenheid werd gesteld deze zelfde colleges aan de Technische Hoge school te volgen [5] [7]. Het is daarom niet verwon derlijk dat er ook bij het Kadaster weinig inzicht be stond in de eisen die de civiele praktijk aan de land meetkunde stelde. De eerder omschreven onvol doende belangstelling voor de lagere landmeetkunde bij het merendeel van de civiel-ingenieurs, gevoegd bij de bepaald slechte landmeetkundige opleiding van de waterstaatsopzichters, maakte dat er voor de grote waterstaatswerken in de twintiger jaren een duidelijke behoefte ontstond aan gedegen landmeetkundige ondersteuning. Dergelijke ondersteuning aan de Rijkswaterstaat leverde het Geodetisch Bureau van Schermerhorn tussen 1921 en 1931, waarbij het enige malen is voorgekomen dat van kadastrale zijde werd getracht om deze opdrachten aan zich te trekken [15]. Dit verklaart wellicht mede waarom Schermerhorn zijn leven lang geen gelegenheid voorbij liet gaan om ongezouten kritiek op het Kadaster te leveren. Door de instelling van het Rijkswegenplan (1927) groeide de behoefte aan geodetisch specialisme bij de Rijkswaterstaat tot zodanige omvang dat deze de kracht van het Geodetisch Bureau te boven dreigde te gaan. Daarnaast kwam de mogelijkheid van toepas sing van de fotogrammetrie in zicht; de hiervoor be nodigde investeringen, zowel in instrumentarium als in opleiding van personeel, waren zodanig dat ook hiervoor een belangrijke uitbreiding van het Geode tisch Bureau onvermijdelijk zou zijn. Schermerhorn heeft nog geprobeerd een centrale meetdienst (met als belangrijk element de fotogrammetrie) voor de gehele overheid van de grond te krijgen. Toen dit niet gelukte, is uiteindelijk besloten tot stichting van de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat, waarin het Geodetisch Bureau geheel werd opgenomen. Organisatorisch werd de MD een onderdeel van de directie Algemene Dienst, waarvan de Hoofdinge nieur-Directeur, ir. W. F. Stoel, bij de oprichting van de MD een zeer actieve rol vervulde. Fortuin, het eerste Hoofd van de Meetkundige Dienst, had als landmeter van het Kadaster te Hoorn een ruime ervaring opgedaan in het werken met de Rijks waterstaat en het Geodetisch Bureau. Zijn positie naast de dynamische Schermerhorn, die als adviseur van de MD vergaande bevoegdheden had gekregen, was uitermate delicaat. Door de inbreng van beiden heeft uiteindelijk de MD een eigen gezicht gekregen, en niet te vergeten astronomen, natuurkundigen en wiskun digen [16|. 458 NGT GEODESIA 81

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1981 | | pagina 8