(nog) niet meetrijp zijn verklaard. Hiervan maken zij
apart melding om daarna deze bouwwerken op te
meten. Het lijkt mij een eenvoudige zaak deze mel
dingen door te geven aan de gemeente of inspecteur
van de volkshuisvesting, voor controle op naleving
van de wettelijke bepalingen die voor het bouwen
gelden. Maar misschien wordt het Kadaster hierdoor
naar zijn zin te veel in de rol van controleur gedrukt.
Een structurele en vollediger aanpak is mogelijk door
jaarlijks een veldplan van iedere gemeente op te
maken, waarop de veranderingen in diverse kleuren
zijn aangegeven. Dit vereist echter wel een zeer effi
ciënte kaartvervaardiging.
Een ander raakvlak vormt de locatiesubsidiëring.
Het Directoraat-Generaal van de Volkshuisvesting
(DGHV) springt gemeenten financieel bij, wanneer zij
excessieve bedragen voor de verwerving van de
bouwgronden moeten neertellen. Wat is excessief?
Daartoe heeft het DGVH een systeem voor grond-
kostennormering opgesteld. Dit systeem staat of valt
echter met zijn noodzakelijke voeding: de actuele
grondkosten. Het lijkt mij een studie waard om te zien
in hoeverre de verwervingskosten, die het Kadaster
registreert, hieraan kunnen voldoen.
Het laatste raakvlak hoort eigenlijk meer in de volks
huisvesting thuis, maar ik wil het hier toch noemen:
In notariële akten wordt de overdracht van rechten op
subsidie, als ik mij niet vergis, altijd vermeld. Voor het
DGVH is de verkoop van woningen juist één van die
punten, waar veel extra controle benodigd is bij aan
vraag van subsidies. Als nu het Kadaster die gegevens
in de administratie opneemt, zou dat een verbetering
van de subsidieafhandeling betekenen.
Wat betreft de volkshuisvesting: het hele terrein zou
veranderen wanneer het Kadaster naast de koper van
een woning, ook de huurder zou kunnen registreren.
De heer Dekker noemde deze mogelijkheid in zijn in
leiding (NGT Geodesia, november 1981), en ook de
heer Simons stond hierbij stil. Deze registratie zou
voor de volkshuisvesting grote consequenties heb
ben. Zou het de rechtsgelijkheid niet ten goede
komen als de wettelijk geregelde huurbescherming
wordt gekoppeld aan een wettelijk geregelde huurder
registratie? Zou dit trouwens niet meteen de mogelijk
heid bieden van een effectieve leegstandregistratie?
Ik heb hierboven enige concrete raakvlakken ge
noemd; het laatste is een potentiële relatie, waar veel
meer voor nodig is dan afstemming in de taakuit
voering.
Uit het voorgaande is duidelijk gebleken wat het
Kadaster kan betekenen op het terrein van de stads-
inrichting. Maar, zoals bij alle veelbelovende mogelijk
heden, zal dan wel aan een aantal voorwaarden moe
ten worden voldaan. De meest in het oog springende
zijn:
1. Er dient een betrouwbare relatie adres-perceel te
worden gelegd. Op dit moment is dat nog niet
gerealiseerd bij het Kadaster; zeker niet in het
geval van hernummering, wijziging van straat
namen enz. Toch zal het moeten gebeuren, omdat
buiten het Kadaster instanties werken met het
adres als identificatie. Een adres kent men wel,
maar het kadastrale perceelnummer wil niet ieder
een direct te binnen schieten.
Eigenlijk ligt dit probleem dieper, want er zijn veel
meer identificaties dan perceel en adres in de vast
goedwereld. Elk daarvan kent zijn eigen specifieke
NGT GEODESIA 82
problemen, en bij de tot nu toe ontwikkelde systemen
is met eventuele doorkoppeling van informatie weinig
rekening gehouden. Niet voor niets is het Ministerie
van Binnenlandse Zaken in BOCO-verband bezig met
een z.g. structuurschema vastgoed, waarin per in
formatie-object wordt aangegeven welke organisatie
daarvoor verantwoordelijk is.
2. Een tweede voorwaarde voor verdergaande inte
gratie is een effectieve en makkelijk aanpasbare,
dan wel uitbreidbare, informatieverzameling en
-verwerking. Zou dit niet worden gerealiseerd, dan
heeft die integratie een veel te grote taakverzwa
ring in de administratie van het Kadaster tot ge
volg. Feitelijk betekent dit, dat automatisering bij
de hoofdtaken van het Kadaster een vereiste is.
Dit geldt overigens ook voor de organisaties aan de
andere kant; in mijn voorbeeld vooral voor het DGVH.
Als aan de genoemde voorwaarden is voldaan, dan
heeft het resultaat een veel breder uitstralingseffect
dan naar de stadsinrichting alleen. Voor een veel
grotere groep gebruikers is dan het geautomatiseerde
kadastrale vastgoedinformatiesysteem toegankelijk
gemaakt. Het Kadaster moet (en zal) dan zeker niet
alleen van de hiervóór genoemde raakvlakken uitgaan
in zijn verdere ontwikkeling. Bij de meer gedegen
voorbereiding van het Kadaster vallen dan tenminste
de volgende drie zaken op.
Allereerst zal een meer continu onderzoek moeten
worden gedaan naar gebruikers en potentiële gebrui
kers, de door hun benodigde vastgoedinformatie, en
de wijze waarop het Kadaster daarop kan inspelen.
Ik kan mij niet voorstellen dat in deze tijd van grote
maatschappelijke veranderingen de doelgroep van het
Kadaster gelijk zal blijven, qua samenstelling en be
hoeftepatroon. Het Kadaster kan daarop inspelen en
wil dat ook, gezien de behandelde onderwerpen op dit
congres. Een wat meer structurele aanpak van deze
marketing want dat is het in feite is dringend aan
te raden.
Ten tweede is het zaak om bij opbouw of wijziging
van de structuur van het informatiesysteem, dit in zo
breed mogelijk verband te bespreken. Gelukkig heeft
het Kadaster dit in bepaalde gevallen al gedaan, zoals
bij het element „cultuur en gebruik", dat in de
kadastrale administratie is opgenomen. Wanneer het
Kadaster echter nieuwe taken op vastgoedterrein gaat
aanpakken, is dit tevens van belang voor vele andere
disciplines. Niet alleen de data-elementen, maar ook
de systeemopzet, de informatieverwerking en de
-verzameling worden dan onderwerp van discussie.
Ten derde dient speciale aandacht te worden ge
schonken aan de wijze van geocodering; de codering
voor geografische plaatsbepaling.
Hoewel dit een onderdeel is van het zojuist genoem
de punt, verdient het aparte aandacht, vanwege de
effecten die beslissingen op dit terrein hebben op de
flexibiliteit en de toegankelijkheid van het hele sys
teem. Door de verdergaande technologie is het moge
lijk om veel meer doelen te stellen aan geocodering:
het sneller definiëren of wijzigen van gebiedsinde
lingen, het nagaan welke percelen betrokken zijn bij
meer geografisch bepaalde verschijnselen, zoals het
straalgebied van een zender; het koppelen van karto-
grafische informatie aan bestandsinformatie; het zijn
allemaal doelen die binnen het bereik van nieuwe ont
wikkelingen op softwaregebied liggen. Bovendien
49