vervanging van de Ruilverkavelingswet 1954) als volgt omschreven: „Landinrichting strekt tot inrichting van het landelijk gebied overeenkomstig de functies van dat gebied, zoals deze in het kader van de ruimtelijke ordening zijn aangegeven". Het gaat dus om een viertal elementen inrichten, ofwel aanleggen, schikken, ordenen, regelen; het landelijke gebied,, dus niet de stad; de ruimtelijke ordening: planologen en andere be leidsmakers uit Den Haag, provincies, gemeenten; functies vanuit de ruimtelijke ordening: landbouw gebied, natuurgebied, gebied met grote land schappelijke waarde, agrarisch gebied met weten schappelijke waarde, overloopgebied, recreatie gebied, enz. Deze inrichting van landelijke gebieden volgens de ruimtelijke functies heeft op dit moment betrekking op ongeveer 1 miljoen ha. Ongeveer de helft hiervan is in voorbereiding, de andere helft is in uitvoering. Jaar lijks komt er zo'n 40.000 ha bij en het is de bedoeling dat er ook een zelfde oppervlakte gereed komt. In de Ruilverkavelingswet is de hele procedure gere geld, welke moet leiden tot de uitvoering van een daartoe opgesteld plan, inclusief besluitvorming (later uitgebreid met inspraak), rechtsbescherming, overleg en financiële afwikkeling. Populair gezegd gooien in een landbouwgebied alle boeren hun grond (eigendom of gebruik) op een hoop, welke zo optimaal mogelijk weer wordt ver deeld; ieder krijgt daarbij zoveel mogelijk grond bij z'n bedrijfsgebouwen. Het waterschap kan van de gelegenheid gebruik maken de waterlopen aan te passen. De gemeenten kunnen gelijktijdig hun wegenplan reorganiseren. De natuurbescherming claimt wat gevoelige gebiedjes (reservaten e.d.). De landschapsbescherming let op het landschap: kaal of gestoffeerd. De recreatie schappen plaatsen wat nieuwe zitbankjes. De Spoor wegen raken onbewaakte overwegen kwijt, zonder daar naar verantwoordelijkheid geld voor te willen betalen. De notarissen maken schoon schip en een grote akte van overdracht. Het Kadaster (het vast goedsysteem) krijgt een nieuwe kaart met opge schoonde leggers, en als extra aandenken de aanteke ning dat er op een bepaald perceel ruilverkavelings rente rust. Dit hele proces is uitermate fascinerend, met name omdat door een integrale aanpak alle belangen tot hun recht kunnen komen, bijv. zowel landbouw als natuur en landschap, om er eens twee te noemen. Kadaster (de rol van het Kadaster in landinrichting) Het Kadaster begon 150 jaar geleden als een boekhou ding t.b.v. grondbelasting. Later ontwikkelde het zich tot een z.g. eigendomskadaster (eigendomsgege- vens). Nu, mede als gevolg van de maatschappelijke (her)waardering van de gebruiksrechten i.p.v. eigen domsrechten, wordt het geconfronteerd met de be hoefte aan een registratie van gebruiksgegevens, met name gericht op het grondgebruik. Hierbij valt te denken aan landbouwkundige gebruiksgegevens en andersoortige, zoals bestemmingsoverlappen (bijv. natuurgebied, relatienotagebied, stiltegebied, drink watergebied) en daarnaast nog aan allerlei aandui- NGT GEODESIA 82 dingen vanuit bijv. de Wet Agrarisch Grondverkeer, de Wet Voorkeursrecht Gemeenten enz. Analoog aan de ontwikkeling van het Kadaster loopt de bemoeiing van deze Dienst met de ruilverkaveling. Ging het in 1916 bij de eerste ruilverkaveling op Ame land om een echte eigendomsverkaveling (waar het Kadaster de benodigde basisgegevens voor in huis heeft), in 1981 gaat het op Terschelling (één eiland verder of terug), in beginsel om een gebruiksverkave- ling pur sang. Hiertussen ligt de hele ontwikkeling van het ruilver kavelingsproces en de rol die het Kadaster daarbij speelde. In het begin betrof het een eenvoudige verkaveling met een kadastrale inbreng op de plaats waar dat was gewenst: eigendomsruil. Later was het de opkomst van de cultuurtechniek, met ingrijpende grondtrans- acties, waarbij de rol van de landmeter meegroeide bij het beoordelen van consequenties hiervan voor de uiteindelijke toedeling. Nu gaat het om de integrale landinrichting met een veelheid van randvoorwaarden vanuit planologische functies, landbouwkundig gebruik, niet-landbouw- claims, verdeling van grond ter vergroting van bedrij ven, bedrijfsverplaatsingen, uitruil tussen (deel)gebie- den enz. Er zijn steeds meer gegevens nodig om plannen te ontwerpen, planalternatieven te beoordelen, keuzen te maken tussen bijvoorbeeld ruilverkaveling en herin richting; beleidskeuzen met zeer verstrekkende ge volgen, mede gebaseerd op belangrijke bijdragen van de kadastrale landmeter. In dit proces is de kadastrale (r.v.k.) landmeter „mee gesleurd". Persoonlijk heb ik soms de indruk, tegen wil en dank, want hij komt midden in allerlei maat schappelijke processen te staan, waar keuzes moeten worden gemaakt; niet tussen goed en slecht, maar vaak tussen goed of minder goed, slecht of iets minder slecht. Een kadastraal ambtenaar is aan het „manipuleren" met gegevens. Misschien dat daarom de roep naar een zelfstandige landinrichtingspoot bij het Kadaster wordt gehoord, opdat niet het blazoen van de „echte" landmeter wordt besmeurd De eerlijkheid gebiedt deze zaak serieuzer te beschou wen, want de landmeter heeft vanouds een vertrou wenspositie bij de landbouw. Als geen ander kende hij de eigendoms- en familieverhoudingen in het lande lijke gebied. Dat was al ten tijde van de Markenwet en die goede naam heeft hij nog, zeker waar het in de landbouw gaat om de bestaansbron: de landbouw grond. Voor de natuurbescherming geldt deze waardering voor de kadastrale ambtenaar niet minder. Zij verge lijkt de Dienst qua betrouwbaarheid met het CBS. Er zijn ambtelijke diensten bij de ruilverkaveling be trokken, die het met minder vleiende beoordelingen moeten doen. Maar ja, niets in een maatschappelijk proces of is 't soms een politieke zaak is zonder betekenis. Uit het voorgaande is hopelijk duidelijk geworden dat de kadastrale landmeter van oorsprong bij de ruilver kaveling was betrokken vanwege zijn inbreng bij de planvorming in de eindfase (eigendomsgegevens, uit voering). Heden ten dage is hij nog bij de planvorming 51

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1982 | | pagina 13