betrokken, maar nu reeds tijdens de voorbereidings
fase (zonder dat hij de gegevens levert). Ook het uit
eindelijke toedelingsplan (een onderdeel van het to
tale ruilverkavelingsplan) is hoofdzakelijk gebaseerd
op gegevens die niet in de kadastrale boekhouding
voorkomen.
De betrokkenheid van de kadastrale landmeter is van
daag de dag met name gebaseerd op zijn deskundig
heid van het ruilproces. Een betrokkenheid die nu, en
zeker ook in de toekomst, zeer belangrijk is.
Landinrichting als gebruiker
Aan de hand van de ruilverkavelingsprocedure zal ik
hierna mijn ervaringen en wensen naar voren bren
gen. Om welke gegevens draait het bij een ruilver
kaveling?
Hoofddoel van een ruilverkaveling is een zo optimaal
mogelijke gebruikssituatie te creëren. Gebruiksgege
vens staan dus centraal. Deze komen niet van het
Kadaster, maar bijvoorbeeld wèl van de Landinrich-
tingsdienst, via de cultuurtechnische inventarisatie
(standaardprogramma van het Instituut voor Cultuur
techniek en Waterhuishouding ICW), de Dienst
Bedrijfsontwikkeling (meitellingen van de Stichting
Uitvoering Landbouwmaatregelen), de Dienst Beheer
Landbouwgronden (grondmarktanalyses), enz.
De cultuurtechnische inventarisatie geeft een mo
mentopname t.a.v. het gebruik. In de meeste ruilver
kavelingsprojecten worden tegenwoordig deze gege
vens in het ARAK-systeem gestopt, maar hier loopt
men aan tegen de mate van betrouwbaarheid en de
bijhouding. Hoofdgebruiker van de gegevens van de
cultuurtechnische inventarisatie is niet de Landinrich-
tingsdienst maar voor 80% het Kadaster met het
ATOR-systeem (ATOR Automatisch Toedelings
Onderzoek Ruilverkaveling, ARAK Automatisering
Ruilverkavelings Administratie Kadaster).
Hierbij kan men zich afvragen of het Kadaster betere
verwerkingssystemen heeft, meer geld of meer per
soneel.
De aanvraag
De eerste fase is de aanvraag van de ruilverkaveling.
Dit gebeurt meestal op verzoek van boeren, omdat ze
vinden dat hun verkaveling, ontsluiting en waterhuis
houding te wensen overlaat, en omdat zoiets beter in
één keer kan worden aangepakt. Hier komt het
Kadaster dus niet aan te pas.
Het voorbereidingsschema
De plaatsing op het voorbereidingsschema is de vol
gende fase. Gegevens die op tafel moeten komen bij
de beoordeling in de Centrale Cultuurtechnische
Commissie hebben betrekking op de werk- en de in
komenssituatie van de betrokkenen.
Informatie over werkomstandigheden en inkomen is
niet in te winnen uit het vastgoedbestand van het
Kadaster. De gegevens die nodig zijn voor de samen
stelling van het rapport ex. art. 32 worden ontleend
aan:
de door het Landbouw Economisch Instituut ver
werkte gegevens van de meitelling landbouw-
gegevens) t.a.v. verkaveling, inkomen, enz.;
de ruimtelijke claims vertaald in structuursche
ma's, nota's en streekplannen.
Als er ooit een aanleiding zou bestaan voor het op
zetten van een registratie van allerlei „ruimtelijke
claims", dan zou het Kadaster, als onderdeel van
VRO, hier baanbrekend werk kunnen verrichten. Ik
denk hierbij aan een vijftal bekende structuursche
ma's, die betrekking hebben op de landinrichting, het
natuur- en landschapsbehoud, de openluchtrecrea
tie, de vaarwegen en de drinkwatervoorziening.
De voorbereidingsfase
We zijn nu in de procedure terecht gekomen in de
voorbereidingsfase. Elke kadastrale landmeter kijkt
reikhalzend uit of er een ruilverkaveling voor hem in
het verschiet ligt.
De voorbereidingsfase (de programmafase in de ont-
werp-Landinrichtingswet) is tegenwoordig erg be
langrijk geworden. Hier wordt het plan kritisch be
keken, planalternatieven worden beoordeeld, effec
ten gerapporteerd, compromissen gesloten en rende
menten getoetst. Er vindt een afweging en nadere uit
kristallisatie plaats van alle betrokken belangen, wat
uiteindelijk uitmondt in een ruilverkavelingsplan.
Ten behoeve van de planvorming vindt de cultuur
technische inventarisatie plaats, hetgeen keurige
staatjes en tabellen oplevert over hoofd- en neven-
beroepsbedrijven, opvolgingssituatie, waterbeheer
sing en verkavelingssituatie, wegendichtheid e.d.
Met de kengetallen uit deze inventarisatie en de rand
voorwaarden van de belangengroeperingen kunnen
globale plannen worden opgezet, welke onderling
kunnen worden vergeleken. Opeens blijkt dat de land
meter met zijn kennis over mogelijkheden en on
mogelijkheden bij de toedeling van de gronden een
zware stem heeft bij de beoordeling t.a.v. het wel of
niet voldoen aan randvoorwaarden vanuit landbouw
(percentage huiskavels, aantal kavels, aantal nieuwe
boerderijen, enz.), natuur en milieu (veiligstelling van
landschapselementen op topografische grenzen,
plaats van nieuwe boerderijen, zonering) en beno
digde hoeveelheid grond (de z.g. grondpot). Het
Kadaster maakt gebruik van het ATOR-systeem dat,
gevoed met globale gegevens, enkele toedelings
modellen uitspuwt waarop zeer vergaande beslissin
gen worden genomen.
In deze eerste fase van de planvorming kan ook ge
bruik worden gemaakt van een andere methode: het
KIK-systeem. Dit systeem van het ICW laat zich als
volgt karakteriseren:
1. het sluit direct aan bij de cultuurtechnische inven
tarisatie;
2. het is met name gebaseerd op economische crite
ria, zoals minimalisering van de afstand en optima
lisering van de oppervlakte van de huiskavel;
3. het is snel uitvoerbaar en
4. het geeft globaal inzicht in de toedelingsmogelijk
heden.
Men kan zich bij het ATOR-systeem afvragen of het
wel geschikt is voor dit soort zaken; men mist toch de
wensen van de agrariërs, de exacte gebruiksgege
vens, de schattingsgegevens en ook de evaluatie
gegevens. En is dit systeem betrouwbaar genoeg?
Ook in de fase van de voorbereiding wordt vrijwel
geen gebruik gemaakt van kadastrale gegevens, hoe
wel er een belangrijke bijdrage wordt gegeven middels
het toedelingsonderzoek; niet elke landmeter is hier
52
NGT GEODESIA 82