Forumdiscussie
Voorts wil ik de aandacht vragen voor een tweetal
aspecten van de kadastrale gegevens.
a. De aanduiding. Het Kadaster heeft tot nu toe ge
werkt met een voortreffelijke aanduiding, die 150 jaar
heeft standgehouden. In deze tijd van computerkarto-
grafie is het de vraag of deze aanduiding nog een lang
leven is beschoren. De huidige kadastrale aanduiding
is een nominale aanduiding, die slechts kan worden
gebruikt in samenhang met een kaart. Op verschillen
de plaatsen in ons land wordt onderzocht of het nuttig
is tot een unieke vastgoedaanduiding te komen. Het
Kadaster heeft aan vrijwel al deze onderzoeken mee
gedaan. Misschien teleurgesteld door het resultaat
van dit onderzoek heeft men voorgesteld zelf te ko
men tot een combinatie van de perceelscoördinaten,
de adressen en de kadastrale aanduiding, eventueel
gecombineerd met het leggerartikel. Op zichzelf is dat
intern voor het Kadaster een voortreffelijke zaak, om
dat daarmee een betere relatie wordt gelegd tussen de
administratieve en de landmeetkundig/kartografische
informatie. Maar als het Kadaster eenmaal deze nieu
we aanduiding heeft ingevoerd, dan zal het binnen de
eerstkomende tientallen jaren niet meer geneigd zijn
iets anders te gebruiken. Uit de voorwaarden die zijn
verbonden aan de keuze van zo'n belangrijk systeem
moet de conclusie worden getrokken dat het gewenst
is, dat ook op dit punt een integraal systematisch
onderzoek tot stand komt. De onderzoeksopdracht
zou dan moeten luiden: welke aanduiding moeten we
gaan gebruiken en wie is hiervoor verantwoordelijk (of
voor een gedeelte ervan).
b. De nauwkeurigheid (kwaliteit), de precisie en de
betrouwbaarheid. De nauwkeurigheid en precisie
werden (en worden) voornamelijk bepaald door de
techniek van het meten en de nauwkeurigheid waar
mee een grens kan worden uitgezet; maar niet door
het maatschappelijke nut, dat met een bepaalde
nauwkeurigheid is gediend. Het Kadaster is een inte
graal informatiesysteem. Het geeft landmeetkundig/
kartografische en administratieve informatie. Van de
nauwkeurigheid van de landmeetkundige gegevens
weet men alles te vertellen. Van de precisie en be
trouwbaarheid van de administratieve gegevens weet
men vrijwel niets. In het kader van het AKR-project is
een grote conversie op gang gekomen. Dit proces is
een unieke gelegenheid om de kwaliteit van de ge
gevens te meten. De Dienst is hierover duidelijk terug
houdend, omdat het niet zo plezierig is als bepaalde
onnauwkeurigheden voor het voetlicht komen.
Een informatiesysteem kan echter nooit 100% be
trouwbaar zijn. De kosten van het opbouwen van een
geautomatiseerd informatiesysteem moeten wel zijn
afgestemd op en gerelateerd aan de haalbare (wense
lijke) precisie en betrouwbaarheid. Men is vaak van
mening, dat door de conversie de gegevensbestanden
worden opgeschoond en dat automatisering zorgt
voor een blijvende kwaliteit. Volgens mij is dat een
illusie, omdat bij het converteren naar digitale bestan
den nieuwe fouten worden geïntroduceerd en een
eenmaal geconverteerd systeem ook weer gaat dege
nereren.
Het produktieproces
Het Kadaster is een gegevensverwerkend bedrijf,
waar grondstoffen (de verzamelde gegevens) inko
men en de produkten (kaarten, registers) uitgaan.
Onze maatschappij zit blijkbaar steeds minder op die
eindprodukten te wachten. Meer en meer wordt infor
matie door gebruikers tijdens het verwerkingsproces
afgetapt. Een voorbeeld hiervan is het door verschil
lende instanties op grote schaal kopiëren van de
staten 75 en 73-a om sneller over informatie te kunnen
beschikken. Ook bij de landmeetkundig/kartografi
sche informatie is het de vraag of de gebruikers meer
zullen zijn geïnteresseerd in de meetresultaten om
langs geautomatiseerde weg hun eigen produkten te
maken.
Hoewel men met geautomatiseerde systemen onge
twijfeld sneller informatie kan leveren, moet men daar
echter niet al te optimistische verwachtingen over
hebben, leder provinciaal kadasterkantoor, dat ver
antwoordelijk is voor de eigen gegevensbank, zal te
maken hebben met het probleem van achterstand die
slechts ten dele door automatisering kan worden
weggewerkt.
Samenvatting van de forumdiscussie naar aanleiding van de lezingen van ir. A.
Elsenaar, ir. H. van 't Land, mr. L. J. A. Simons en J. F. van Weelden. Aan de
discussie, die werd geleid door prof. dr. ir. M. J. M. Bogaerts, werd tevens deel
genomen door de hoofddirecteur van de Dienst van het Kadaster en de Openbare
Registers, ir. drs. H. A. L. Dekker.
Prof. Bogaerts constateert aan de hand van de schrif
telijk ingediende vragen, dat twee hoofdthema's aan
de orde dienen te worden gesteld. Ten eerste: moet
de registratie centraal of decentraal plaats vinden?
Ten tweede: hoe staat het met de automatisering van
de kadastrale registratie (AKR)? Het thema centrali
satie versus decentralisatie wordt eerst behandeld.
De heer Janssen (Oss) merkt op dat vastgoed-
gegevens tot nu toe slechts op één plaats staan
56
geregistreerd: bij het Kadaster. Gezien de aard der
gegevens is het even goed verdedigbaar aan meer
registratiepunten te denken. En dan met name aan de
gemeenten. Er zijn namelijk twee soorten vastgoed-
gegevens: a. administratief-juridische, en b. ruimte
lijk-functionele.
De eerste zijn vooral van belang voor het rechts- en
economisch verkeer (onroerend goed-markt). De
tweede vooral voor planologische doeleinden. En juist
daarbij spelen de gemeenten een belangrijke rol. Hij
NGT GEODESIA 82