Hij gelooft verder dat niet mag worden vergeten, dat, als we over registers en systemen praten, we niet meer moeten denken aan kaartenbakken, maar aan een beeldscherm. En dan gaat het erom dat zo'n scherm op elke willekeurige plaats kan worden op gesteld, terwijl de informatie vanuit Heerlen, Apel doorn, of welke andere plaats ook, kan worden be trokken. Daarbij gaat het er vooral om wie uiteindelijk verantwoordelijk is voor de opbouw van zo'n gege vensbestand, waaruit dan iedereen zijn informatie kan betrekken. Nogmaals: laten we goed onderscheiden waarover we praten. Als we over „gegevens" spreken, moeten we weten: zijn dat slechts feiten, of gegevens met juridische werking. De heer Van der Molen (Kadaster) interrumpeert. Hij zou graag willen dat de heer Van Weelden nog eens reageert op hetgeen de heer Elsenaar heeft gezegd. Hij heeft nl. Van Weelden horen zeggen: elke ge meente wil zelf het liefst bepalen welke gegevens zij zou willen opslaan. Spreker denkt dat de beide heren het in dit opzicht niet met elkaar eens zijn, hoewel dat niet met zoveel woorden werd uitgesproken. De heer Van Weelden antwoordt dat z.i. de opvat tingen van Elsenaar en van hemzelf op dit punt niet zover uiteen liggen. Hij is hier echter niet naar toe gekomen met een machtiging van alle Nederlandse gemeenten om met Elsenaar een afspraak te maken over hoe het in de toekomst moet gaan. ledereen weet dat gemeentebesturen tot op grote hoogte auto noom zijn. Zij mogen dus zelf uitmaken welke infor matie zij willen hebben. Dat is een opvatting die in de richting gaat van decentralisatie. Elke gemeente heeft het liefst haar eigen gegevens bij de hand. Daarbij is het overigens niet uitgesloten om bepaalde gegevens te centraliseren. Spreker kan zich trouwens best voor stellen dat het Kadaster nog wat meer gegevens in zijn bestanden opneemt dan tot nu toe het geval is. Conclusie: hij staat niet zover van Elsenaar's opvat tingen af. De heer Elsenaar: Ik denk dat er toch wel enig verschil tussen ons beiden is. Wat ik heb gezegd, komt inder daad overeen met wat door de interruptor werd op gemerkt. In mijn optiek is het wel degelijk mogelijk aan gemeenten voor te schrijven welke gegevens zij moeten registreren. Maar dat voorschrijven dient dan wel te worden gedaan op grond van overwegingen die door de Rijksoverheid moeten worden geformu leerd. Als die Overheid bepaalde taken alleen kan ver vullen als de gegevens daarvoor door de gemeenten worden verzameld, dienen die ook daar te worden geregistreerd. Daarbij is het wel degelijk mogelijk dat het Rijk voorschrijft om welke gegevens het daarbij gaat. Voor de rest is spreker het helemaal met Van Weelden eens als hij stelt: gemeenten zijn autonoom in hun informatieverwerking. Zij kunnen de informatie verwerken die zij behoeven voor hun eigen taken. De inrichting van de daarvoor nodige gegevensbe standen moeten zij dan ook zelf kunnen bepalen. De heer Vermeulen (HID Volkshuisvesting Zeeland): De heer Dekker liet bij zijn inleiding een plaatje zien van een brug: linkeroever, het verzamelen van ge gevens; rechteroever, het verstrekken van gegevens; middenpijler: „managing". We hebben tot nu toe voornamelijk gesproken over centraal of decentraal registreren. Ik wil daar graag het managen" tegen overstellen. Als de heer Elsenaar zegt, dat de Rijks- 58 overheid tot op zekere hoogte moet voorschrijven welke gegevens er moeten worden verzameld, be doelt hij dan ook dat de „managing" van die gege vens (beheren, bijhouden, verstrekken), tot op die hoogte door diezelfde Overheid zou moeten gebeu ren? M.a.w. dat e.e.a. dus centraal zou moeten plaatsvinden, of vindt hij juist van niet? De heer Elsenaar: Ik heb niet bedoeld dat het „mana gen" van gegevens per se centraal zou moeten plaats vinden. Ik ben hier juist om decentralisatie te beplei ten. Achter de vraag van V. d. Molen voel ik de vrees (ik ben daar zelf ook bang voor; we zullen daartegen moeten waken!), dat bij het voorschrijven door de Rijksoverheid van wat er moet gebeuren, deze ook bemoeienis krijgt met taken die aan de lagere over heden zijn voorbehouden. De heer Vermeulen: Het woord „gemeenten" valt hier veel te vaak. Het „managen" van gegevens kan best op gemeentelijk niveau plaatsvinden. Prof. Bogaerts maakte zoëven melding van een decentrali satienota „Volkshuisvestingsplan". Daarin wordt juist betoogd dat met name de volkshuisvestingsmarkt een regionale markt is. Maar ik denk aan de andere kant, dat, als het om verstrekken van statistische informatie gaat, dit toch niet alleen op gemeentelijk niveau kan plaatsvinden. Er moet toch iemand zijn op boven- gemeentelijk niveau die voorschrijft welke gegevens er moeten worden verzameld, opgeslagen, en ver strekt. Ik ben benieuwd wie dat moet gaan doen. De heer Elsenaar: Ik weet dat ook niet. Je zou daar voor aan regionale besturen kunnen denken. Bij de woningmarkt denk ik aan de provincies. Naar mijn mening moeten er instanties worden gecreëerd die enkel maar gegevens verzamelen en verstrekken, zon der dat daar „taken" (dus bevoegdheden) aan vast zitten. Het moet feitelijk zo zijn (en dat pleit voor de „decentrale" opvatting!), dat informatieverzameling, -verwerking en -verstrekking moet liggen op de plek waar de bevoegdheden op het terrein in kwestie lig gen. Dat kan dus zijn bij gemeenten, provincies, maar ook bij de HID's van de volkshuisvesting e.d. In het algemeen: bij degenen die eigen verantwoordelijk heden hebben, en op grond daarvan een eigen ge gevensverzameling moeten bezitten en beheren, dus: „managen". De heer Vermeulen: Ik ben zo'n HID. Maar liever treed ik hier op als „Vermeulen". Anders denkt men dat ik voor eigen parochie preek. Waar het om gaat in de discussie die thans aan de orde is, is dat gegevens ook gebruikt moeten kunnen worden door iemand die geen invloed heeft op de verzameling ervan, en ze toch objectief wil verwerken. Die discussie heeft de voorzitter zelf ontketend. En wel door die z.g. „decentralisatienota" te berde te brengen. Ik vind het erg belangrijk dat we, nu we het over gegevensverstrekking hebben, over dit punt niet zomaar heen lopen. Want, en dat is mijn opmerking in de richting van de gemeentelijke vertegenwoordiger, als de gemeente pretendeert dat zij zelf het best kan bepalen hoe zij haar gegevensverzameling wil opbou wen, hoe kan men dan landelijk tot een juiste afwe ging komen als er verschillen in die gegevens zijn? Hiermee bent u precies bij de kern van de kwestie waarin onze minister thans een fout maakt als hij pro beert objectief woningen te verdelen. Prof. Bogaerts merkt hierbij op dat bij wettelijke rege lingen m.b.t. vastgoed altijd een bepaling ontbreekt NGT GE0DESIA 82

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1982 | | pagina 20