waarin staat hoe je de informatievoorziening zou moe ten regelen. Voor de volkshuisvesting kan best een gemeentelijk informatiesysteem worden opgezet. Maar je weet nooit hoe het staat met vraag en aan bod, omdat zulks nimmer tot één gemeente beperkt blijft. Die zaak heeft meer een regionaal karakter. Een ander interessant punt dat hierbij dient te worden aan gesneden, is de vraag hoe het staat met de openbaar heid der gegevens, en, nog belangrijker, wat de be stuurders ermee doen. Vorig jaar maakten wij (Else- naar was erbij!) een studiereis naar de Verenigde Staten. We hebben daar een interessant informatie systeem gezien op het Witte Huis te Washington. Wij zagen op welke wijze Amerika's bestuurders thans kunnen beschikken over informatie. Daar zijn super snelle terminals op het informatiesysteem aangeslo ten. Je zou zo zeggen: zoiets moesten we hier bij het Kadaster óók hebben. Toch zit er een bedenkelijke kant aan. Je kunt daar in Amerika alle mogelijke infor matie krijgen, in elke gewenste combinatie. Bijv. om te bewijzen dat de kleur van een bepaalde bevolkings groep rechtstreeks samenhangt met het niveau van opleiding, of de graad van werkloosheid e.d. Zoiets is natuurlijk wel verleidelijk, maar ook erg gevaarlijk. Wat dit aangaat loopt de techniek ver voor bij wat maatschappelijk verantwoord is. De heer Dekker (interrumpeert). Dat verkeer dat zich van links en van rechts over mijn „brug" beweegt, heeft niets te maken met de huidige impasse in de politiek, want het bewuste plaatje werd al een paar maanden geleden gemaakt. Prof. Bogaerts: Overigens blijven in dit hele verband de kadastergegevens een interessant punt. Deze zijn immers openbaar. En dan hebben we ook nog de Wet Openbaarheid van Bestuur. Maar die openbaarheid werd vooral geregeld omdat er altijd een zekere ambtelijke traagheid bestaat bij, of tegenzin tegen het verstrekken van gegevens. Ik denk dat de wetgever nooit heeft voorzien wat er thans technisch allemaal mogelijk is met die moderne systemen, zoals infor matie over grotere gebieden, of over een langer tijds verloop e.d. Hierna wordt het tweede thema, de Automatisering van de Kadastrale Registratie AKRter discussie gesteld. De heer B/oksma (Kadaster Utrecht) merkt op dat er steeds meer mogelijkheden zullen ontstaan voor een landelijk vastgoedsysteem. Zouden de gebruikers niet nóg meer gebaat kunnen zijn met een „groei-AKR", zulks in analogie met de „groei-GBKN"? De denk beelden over de GBKN van Koen zijn volgens spreker ook op een vastgoedinformatiesysteem als de AKR van toepassing: fasering, kostenbeheersing, mee groeien met de wensen der gebruikers. De heren Bellis en Kortekaas (Bureau Juridische Za ken, Kadaster Amsterdam). De GBKN wordt voor de helft gefinancierd door het Rijk en voor de andere helft door het „NUT". (Bogaerts: waarschijnlijk be doelen de heren de nutsbedrijven). Hoe staat het in dit opzicht met de AKR? Prof. Bogaerts: Het gaat er maar om hoe men het ziet. Waarom heeft men bij het Kadaster wel een be leid t.a.v. de landmeetkundig-kartografische informa tieverstrekking (de GBKN), en waardoor is dat voor de administratief-juridische informatieverstrekking zo totaal anders? In beide vragen zit eigenlijk een andere NGT GEODESIA 82 vraag opgesloten. Kunnen de zaken t.a.v. administra tief-juridische informatie (AKR) organisatorisch en fi nancieel op dezelfde wijze worden geregeld als die m.b.t. landmeetkundig-kartografische (GBKN)? De heer Dekker: Het merkwaardige is dat dit princi pieel niet zoveel verschilt. Ik heb er altijd een hekel aan om mijn verleden bij de Spoorwegen te berde te brengen. Maar er zit toch ook een analogie in. U weet natuurlijk wel hoe het thans met uw spoorkaartje zit. De NV Nederlandse Spoorwegen bedruipen for meel zichzelf. Maar de Staat moet dan wél meer dan de helft van de prijs van het kaartje bijpassen! Dat is nu een situatie die we, in analoge vorm, óók kennen bij het Kadaster. Het is nl. in wezen zo dat bij de AKR in feite de helft wordt betaald via begrotingstechni sche handelingen („kunstgrepen"). En wel d.m.v. het z.g. „Kadastraal Recht". Als je de hele begroting op één hoop gooit, zou dat eruit komen. Ik voel erg veel voor de suggestie van een „groei-AKR". Want we kunnen nu de diverse begrotingsposten wel gaan „uitsplitsen", maar die kunt u ook gewoon uit ons jaarverslag halen. En ook uit de memorie van toe lichting op de begroting. Ik denk dat de cijfers er dan zo uitrollen. Overigens zijn wij natuurlijk altijd bereid daar een toelichting op te geven. Maar een „groei- AKR" is nadrukkelijk voorzien in de opbouw van het systeem zoals die nu plaatsvindt. Ik wil nog een aansluitende opmerking maken. Ik hoorde vanmorgen in één van de lezingen dat de AKR niet genoeg rekening zou houden met de wensen der gebruikers. Als dat zo is, komt dat, omdat wij op een bepaald moment een streep moesten zetten onder het uitvoerige overleg dat we daarover met alle mogelijke disciplines hebben gevoerd. Het is nu eenmaal zo, dat als het „speelgoed" eenmaal op tafel ligt, men altijd achteraf nog komt aandragen met allerlei wensen die men graag óók nog vervuld zou willen zien. Maar wij willen nu eerst de zaak weieens afmaken, voor we verder gaan met het bekijken van allerlei andere wensen, en het overwegen van allerlei nieuwe moge lijkheden. Die mogelijkheden zitten er echt wél in. Het is niet zo dat de AKR straks als een gesloten ge heel wordt aangeboden, en dat er dan niets meer aan kan worden veranderd. Een „groei-AKR" is in feite nu al aan de orde, en een deel der kosten wordt nu reeds terugverdiend. Prof. Bogaerts: De AKR is al vrij lang geleden van start gegaan. En als ik er met iemand hier op het congres over praat, blijkt dat men zich er zorgen over maakt. Maar dat komt omdat zij werd gepland en tot stand kwam in een wat vroegere tijd, een tijd toen de ideeën over automatisering nog sterk gingen in de richting van centralisering, en de ideeën over planning zich ontwikkelden in de sfeer van „eindtoestand planning". Het zal nog wel even duren voor de AKR een feit is. Ik ben het daarom niet helemaal eens met de heer Dekker, dat het niet zo moeilijk zal zijn de AKR uit te breiden. Ik betwijfel dat sterk. En wel omdat reeds een geringe toevoeging (landelijk), neerkomt op een ver meerdering met gigantische hoeveelheden gegevens. Dat is een erg kostbare aangelegenheid. De heer Dekker: Het hangt er maar van af, wat je onder „uitbreiding" van de AKR verstaat. Daarin zit wellicht ons verschil van mening. Op het moment dat er een geautomatiseerde (eigenlijk kan je misschien beter zeggen: gemechaniseerde) kadastrale registra- 59

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1982 | | pagina 21