pelijke ontwikkelingen bezien, zitten er aan openbaar heid die er alleen maar op gericht is om het gemeente lijke en het verdere overheidsapparaat efficiënter te laten functioneren, heel wat kanten die niet helemaal tot hun recht komen. Prof. Bogaerts: Openbaarheid van het Kadaster heeft een speciale functie, en dat brengt ook beperkingen met zich mee. Allereerst financieel: een inlichting kost bij het Kadaster ongeveer f 4,60 per informatie. Voor een hele wijk kan dat aardig oplopen. Allerlei maat schappelijke groepen kunnen dat niet zo maar op brengen. En in de tweede plaats is het helaas inder daad zo, dat dergelijke groepen nu nog vaak met weinigzeggende inlichtingen worden afgescheept. Want het is ambtelijk haast onmogelijk om de infor matie die deze groepen willen hebben, vlot te leveren. Wel vind ik dat over dit soort problemen eigenlijk nog te weinig is nagedacht. Want als straks de automati sering der registers op grote schaal een feit wordt, hoe staat het dan in werkelijkheid met de openbaar heid der gegevens? De heer Henssen: Ik heb het idee dat het hier niet zo zeer gaat om de openbaarheid van gegevens, als wel over de bescherming van personen. Als ik de spreker hoor, gaat het hem eigenlijk meer om de ongewenst heid van de kwalificatie „kraker". D.w.z. over iets dat „persoonsgevoelig" is, iets waarvan hij vindt dat het eigenlijk niet juist is als dat „openbaar" wordt ge maakt. Hij heeft het feitelijk meer over „privacy", dan over het „openbaar" maken van iets, al is er wel een zekere relatie tussen deze twee zaken. De heren Kortekaas en Bellis vragen zich af of er geen gevaar bestaat dat na het operationeel worden van de AKR deze de gemeentetaken van de Afdeling Juridi sche Zaken gaat overnemen. Met het gevolg dat deze afdeling geheel of gedeeltelijk wordt opgeheven. (Prof. Bogaerts: Dit betreft het probleem van, hoe zit het met de personeelssituatie t.g.v. de automatise ring). De heer Dekker verwacht helemaal niet dat door het operationeel worden van de AKR er op grote schaal vermindering van het aantal personeelsleden zal op treden. Wel zal de aard van het werk veranderen. Ook zullen er misschien wettelijke regelingen komen, en voorschriften worden uitgevaardigd, ten gevolge waarvan op den duur de uitvoering van bepaalde taken gedecentraliseerd kan plaatsvinden. Hij durft niet te garanderen dat het Kadaster tot het jaar 2050 een Afdeling Juridische Zaken van de huidige omvang zal houden. Het hangt er vanaf, van welke kant je het bekijkt. Het is niet zo dat de AKR op zichzelf ertoe zal leiden, dat bepaalde taken naar de gemeente zullen worden overgeheveld. Dat is nooit de opzet van het systeem geweest. Het zou trouwens ook in strijd zijn met wat binnen het Kadaster leeft aan opvattingen over verantwoordelijkheid, aansprakelijkheid en über haupt over de „know-how" die bij de gemeenten aan wezig zou moeten zijn, om met dit soort gegevens om te kunnen gaan. De heer Lemmens stelt een vraag betreffende de land inrichting. Prof. De Haan heeft de laatste tijd op ver schillende plaatsen het denkbeeld van de „admini stratieve ruilverkaveling" gelanceerd. Bepaalde gebie den zouden voor deze vorm van landinrichting, die direct is gericht op de herverdeling van het grond- NGT GEODESIA 82 gebruik, in aanmerking kunnen komen. Hoe denkt men hierover bij het Kadaster, en bij het Ministerie van Landbouw? Zou dit tot versnelling van de proce dure kunnen leiden, en zou hiervoor in het ontwerp „Landinrichtingswet" (LIW) een speciale, eenvou dige, procedure moeten worden ingebouwd? Prof. Bogaerts: Er zijn in de LIW verschillende moge lijkheden ingebouwd (een viertal). Dat biedt zoveel armslag dat de procedure van de administratieve ver kaveling zou kunnen worden gevolgd, zonder dat de wet daarvoor behoeft te worden aangepast. Blijft natuurlijk de vraag, hoe het Ministerie van Landbouw hierover denkt. Daar moeten in eerste aanleg de ini tiatieven van uitgaan. De heer Van 't Land: Ik kijk er wat kritisch tegenaan. Het is nu eenmaal zo dat de totale ruilverkavelings procedure, zoals ik die in mijn inleiding heb geschetst, een behoorlijk lange tijd in beslag neemt. Wel zo'n 25 a 30 jaar! Maar de voordelen van de verkaveling komen lang niet allemaal pas helemaal aan het eind. Men begint meestal al in een vrij vroeg stadium met de uitvoering van werken. Welnu, die zijn vaak be palend voor het doel der verkaveling. En als dan daar na nog een heleboel administratieve rompslomp en de afrekening volgt (en die komen gelukkig altijd heel ver achteraan!), dan zijn de boeren allang gelukkig met de resultaten. Nu heeft men hier en daar het idee, dat men een aan tal zaken sneller zou kunnen regelen als men niets meer te maken zou hebben met ruimtelijke ordening, met natuur en milieu, met de gemeenten, enz. enz. Ik heb dat zelf altijd ervaren als een vorm van „luchtfietse rij". We leven nu eenmaal in een maatschappij, waar in je steeds weer te maken hebt met een aantal (sa menhangende) zaken. Als je gronden concentreert, heeft dat vanzelf intensivering van de bedrijfsvoering tot gevolg. Maar dat betekent, dat natuur en milieu er zich mee (moeten) gaan bemoeien. Hetzelfde geldt voor de ruimtelijke ordening. En dan kijk ik naar de heer Elsenaar, die een hele stapel dikke nota's heeft geschreven over hoe het moet met de ruimtelijke ordening in Nederland. Ik zou het „sneu" vinden als al de dingen die daarin worden behandeld in een administratieve ruilverkaveling niet meer tot hun recht zouden komen. Ik heb in mijn inleiding al die „randvoorwaarden" duidelijk geschetst. Het wordt toch al heel gauw „in tegrale landinrichting" als je je realiseert hoe complex de dingen zijn. Ik hoorde laatst een minister, die met huizenbouw te maken heeft, vertwijfeld zeggen: „Ik zou veel meer huizen kunnen bouwen, als ik niet met al die rotregels te maken had". Maar die regels zijn nu eenmaal nodig om in een complexe situatie ieders belang tot gelding te laten komen. Nadat wij een aan tal ruilverkavelingen hadden gestart (opgezet als „ad ministratieve"!), bleek vaak al gauw, dat men toch behoefte had aan meer ingrijpende cultuurtechnische werken (wij houden dat de boeren ook altijd voor!). Maar we gaan er wel vanuit, dat m.b.v. het instru mentarium dat de nieuwe LIW ons biedt, ook „een voudige" ruilverkavelingen mogelijk zijn. Toch zal je ook daarbij altijd weer te maken krijgen met een aantal zaken eromheen, zowel vanuit de sfeer van de ruim telijke ordening, als uit een oogpunt van rechtsbe scherming, en van natuur en milieu. Die maken het vrijwel onmogelijk om zo'n verkaveling „even vlug" op poten te zetten. 61

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1982 | | pagina 23