nederlands geodetisch tijdschrift
Enkele aspecten ten aanzien van de
relatie Kadaster-Gemeente*)
door J. F. van Weel den, chef van de afdeling Landmeten en Vastgoed van de
Dienst Openbare Werken en Stadsontwikkeling te Dordrecht.
SUMMARY
Some Aspects of the Relation between Cadastral Service and Municipalities
Cooperation between Cadastre and Municipality is needed: objects are often measured twice.
Exchange of measurement data is just one example of a more general cooperation for which guide
lines are momentarily set up by the Cadastral Service. Both the Cadastral Service and Municipalities
are engaged in projects such as Large Scale Basic Map of The Netherlands, registration and mapping
of pipe-lines, and real estate taxes. To avoid an asynchronous development of automation activities
contacts between the Cadastral Service and Municipalities need to be intensified.
In deze inleiding worden de volgende aspecten, be
trekking hebbend op de relatie Kadaster-Gemeente,
ter sprake gebracht:
Samenwerking,
GBKN,
Leidingenregistratie,
Onroerend-goedadministratie.
Hoe weinig nieuw deze onderwerpen zijn, werd ik ge
waar bij het doorbladeren van het boekje ,,Met de
landmeter op stap", een bundel feuilletons uit 1935
(samengesteld door de landmeters van het Kadaster
Van Riessen, Harkink en Van der Werff), waarin op
kostelijke wijze wordt beschreven hoe de landmeter
van het Kadaster, mijnheer Piket, over allerlei aspec
ten van zijn werk vertelt aan mijnheer Vat, de hotel
houder bij wie hij logeert, en die een paar dagen met
hem op stap gaat.
Ook daarin komt de relatie Kadaster-Gemeente ter
sprake, zij het in deze zin, dat Piket regelmatig ge
meente-opzichter Plavuis ontmoet bij de grensaan-
wijzing. Plavuis vergeet zijn afspraken altijd en moet
iedere keer bij het raadhuis worden opgehaald. ,,Van
zijn collega's in andere gemeenten zijn we dat niet
gewend en ondervinden we zelfs niets anders dan
loyale medewerking", aldus Piket.
Als op een bepaald moment blijkt, dat aan hetzelfde
project meetwerkzaamheden worden verricht door
landmeters van twee verschillende diensten, zegt
Piket tegen Vat: ,,De toekomst zal zeker in ruime
mate samenwerking doen zien tussen het Kadaster en
andere meetdiensten".
Om dan mijnerzijds op dit punt gelijk maar door te
gaan: Die samenwerking is er inderdaad in ruime
mate gekomen en is vervat in een regeling. We heb
ben van kadastrale zijde kunnen vernemen, dat de
bestaande samenwerkingsregeling tussen het Kadas
ter en een aantal gemeenten in ontwikkeling is. Een
paar jaar geleden was hieromtrent contact tussen het
Inleiding gehouden op 30 oktober 1981 tijdens het 11e NGL
congres te Utrecht.
NGT GEODESIA 82
Kadaster en de Vereniging van Nederlandse Gemeen
ten (VNG). Is dit contact voortgezet? De VNG heeft
daarover aan de gemeenten niets laten blijken.
Bij zo'n regeling zijn twee partijen betrokken en ik zou
me daarom goed kunnen voorstellen, dat een nieuwe
regeling gezamenlijk wordt opgesteld. Aan gemeen
telijke zijde moet wel een afvaardiging met bijv.
iemand van een grote, middelgrote en kleinere ge
meente zijn samen te stellen (elk van deze niveaus
heeft, dacht ik, zijn eigen zienswijze hierop).
Bij het gebruikmaken van eikaars gegevens vindt dik
wijls de kaartering van veldwerken twee maal plaats.
Eenmaal door het Kadaster voor de kadastrale kaart
(1 1000) en eenmaal door de gemeentelijke dienst
voor de basiskaart op dikwijls grotere schaal (1 500).
Aangezien van deze basiskaart andere kaarten op nog
grotere schaal worden afgeleid, bijv. leidingkaarten
1 250, kan voor gemeentelijke doeleinden niet wor
den volstaan met een vergroting van de kadastrale
kaart.
Kaartvervaardiging voor beide partijen langs geauto
matiseerde weg uit een digitaal bestand ligt hier voor
de hand. Bij de voorbereiding van de meting van een
project moet m.i. rekening worden gehouden met dit
aspect.
Ter nadere bestudering zou ik willen voorleggen de
eventuele mogelijkheid om bij meting en kaartvervaar
diging door het Kadaster, gebruik te maken van de
coördinaten van de hoekpunten van de bouwblokken
en eventueel knikpunten in grenzen, die door de ge
meentelijke landmeetkundige dienst, ten behoeve van
het uitzetten, worden berekend. Waar deze bouw
blokken door de gemeente worden uitgezet en con
trole op de juiste plaats bij de bouw wordt uitge
oefend, zou de nauwkeurigheid voor het beoogde
doel weieens groot genoeg kunnen zijn. In ieder geval
zou een proef kunnen worden genomen. De mogelijk
heid om de maatschappij kosten te besparen, moeten
steeds onder ogen worden gezien.
Het in groter verband ten nutte maken van gemeente
lijke werkzaamheden, die tegen hoge kosten zijn uit
gevoerd, kan hierin mogelijk een bijdrage zijn. Deze
suggestie komt aan de oppervlakte, nu wordt over-
41