Een interessante ontwikkeling in de toepassing van leidingkaarten heb ik ervaren bij de dienst, waar ik zelf werkzaam ben. Voorheen, toen we nog niet over lei dingkaarten beschikten, werden om de conse quenties van bijv. voorgenomen wegreconstructies op aanwezige leidingen te kunnen beoordelen per project, met behulp van gegevens van de openbare nutsbedrijven, de leidingen op de ontwerptekening gekaarteerd. Toen we wel over leidingkaarten (verza melkaart 1 250) konden beschikken, was de confron tatie tussen het ontwerp en de in de grond aanwezige leidingen direct mogelijk, zij het dat we de leidingkaart nogal eens langs reprografische weg op de schaal van de ontwerptekening moesten brengen. De volgende stap was het besluit, dat ontwerpen van projecten, waarin leidingen een belangrijke rol speel den, op de schaal van de leidingkaart zouden worden getekend, waaruit weer voortvloeide dat een kopie van de leidingkaart direct werd gebruikt als onder grond, waarop het nieuwe project werd ontworpen. De ontwerper werd daardoor tijdens het gehele sta dium van zijn ontwerp voortdurend geconfronteerd met de consequenties van zijn handelingen voor de leidingen. En ten slotte zijn we er in geslaagd om stedebouw kundigen en architecten (ook van buiten de eigen dienst), die in opdracht van onze dienst plannen ont werpen, ertoe over te halen in plaats van schaal 1 200 de schaal van de verzamelkaart (1 250) te gaan ge bruiken (bijv. t.b.v. detaillering woonerven enz.). Dit demonstreert welk groot belang de verschillende disciplines, die bij een ontwerp zijn betrokken, hech ten aan goede informatie omtrent aanwezige, en het creëren van een goede plaats voor nog te leggen lei dingen. De relatie Kadaster-Gemeente heeft niet alleen be trekking op zaken van meer technische aard. Er is nl. ook op het administratieve vlak een meer of minder intensief contact tussen de afdelingen „juridische zaken" van het Kadaster en afdelingen van gemeente lijke diensten. Al naar de organisatie bij een bepaalde gemeente zal van die zijde dit contact plaatshebben via de landmeetkundige afdeling, het grondbedrijf, de afdeling belastingen of wellicht een andere secretarie afdeling. De gegevens, die in dit geval door het Kadaster wor den geleverd, worden gebruikt ten behoeve van de gemeentelijke vastgoedadministratie die eenvoudig of tamelijk uitgebreid kan zijn dan wel voor de bij houding van het gemeentelijk Onroerend-goedbelas- tingenbestand. Ook zullen in veel gevallen die gege vens een antwoord geven op meer incidentele vragen. Tot de vele gegevens van de gemeentelijke vastgoed administratie behoren enkele, die nogal aan wijziging onderhevig zijn; dat zijn gebruiker (voor een woning: bewoner), zakelijk rechthebbende en kadastrale aan duiding met oppervlakte. Waar het vastgoedbestand een computerbestand is, kunnen mutaties ten aanzien van het gebruik worden aangebracht met behulp van magneetbanden van het gebruikersbestand van het Gemeentelijk Energie Bedrijf en de bevolkingsboekhouding. Het muteren van de kadastrale gegevens geschiedt nog manueel met behulp van ponsconcepten. Zodra het kadastrale bestand is geautomatiseerd, ligt ook op dit terrein een mogelijkheid om het muteren wat efficiënter aan te pakken. Het ligt voor de hand dat gemeentelijke bestanden, die reeds waren geautomatiseerd voor het Kadaster daarmee begon, in meerdere of mindere mate zullen moeten worden aangepast. Als men in aanmerking neemt dat het vastgoedbe stand van de gemeente Dordrecht per eenheid 150 gegevens bevat, waarvan er momenteel 13 uit de kadastrale administratie komen (door uitbreiding van het kadastrale systeem worden dit er meer), is het duidelijk dat de laatste qua aantal in de minderheid zijn, maar onmisbaar voor zover het betreft belasting heffing, transacties van onroerend goed, aanschrij vingen e.d. In de gemeentelijke systemen is de koppeling gebou wenadres-kadastrale aanduiding opgenomen. Het P(ercelen)A(dressen)P(laatscoördinaten-rapport geeft er blijk van dat hiernaar bij het Kadaster studie werd verricht. Zowel bij het Kadaster als de gemeenten is dus een ontwikkeling op het terrein van de automati sering gaande. Om te voorkomen dat deze ontwikke ling niet synchroon gaat lopen, wordt bilateraal voe ling met elkaar gehouden in het overleg S(amenwer- king)K(adaster)G(emeenten); een werkgroep hiervan heeft vorig jaar een interimrapport uitgebracht over de gegevensverstrekking door gemeenten aan het Ka daster. Ten slotte wil ik nog vermelden dat, waar oorspronke lijk de meeste voorkeur uitging naar zoveel mogelijk centralisatie op het gebied van de automatisering, steeds meer andere geluiden hoorbaar worden, o.a. veroorzaakt door het steeds betaalbaarder worden van kleinere computers. Zo geeft bijv. mr. H. E. Koning, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken in het vorige kabinet in zijn instal latierede van de Stichting Studiecentrum voor Vast goedinformatie (waarin o.a. het Kadaster en de VNG participeren) als zijn mening, dat vastgoedinformatie juist in aanmerking komt voor decentralisatie. Prof. Bogaerts wijst in zijn inleiding over „Vastgoedinfor matie ten behoeve van de landinrichting" op de NGL Studiedag in mei 1981 naast voordelen ook op belang rijke nadelen van centralisatie in de automatisering. In gemeentelijke kringen heerst momenteel de op vatting, dat elk gemeentebestuur zelf moet bepalen welke informatie het wenst. Waar iedereen het wel over eens zal zijn, is in ieder geval de noodzaak van een goede coördinatie tussen de bestaande systemen. Het eerder genoemde boekje eindigt met een toespraak door notaris Boelhuis tot de heer Vat ter gelegenheid van het feit dat diens dochter met landmeter Hoek gaat trouwen, waarin hij zegt: „We zijn overtuigd, dat het landmetersberoep er een is, waaraan uw schoonzoon met lust en opgewekt heid zijn krachten zal geven en daarom lijkt er mij alle reden toe deze avond met een fles wijn te vervolgen". Met de uitspraak over het landmetersberoep ben ik het van harte eens, al is de romantiek er in de loop der jaren wel wat afgegaan. NGT GEODESIA 82 43

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1982 | | pagina 5