verslagen In dit deel vinden we op diverse plaatsen informatie over de land meetkundige kennis en meettechnieken. In tegenstelling tot vele andere publikaties over dit onderwerp door niet-geodeten, waar voortdurend dezelfde gemeenplaatsen, onvolledigheden en zelfs onjuistheden over deze aspecten worden vermeld, wordt door mevr. Donkersloot juiste en goede informatie verstrekt. Ook op dit terrein is de schrijfster zorgvuldig geweest. Deel 2 is het belangrijkste deel. Het bevat beschrijvingen van 826 kaarten en 67 kaartboeken of kaartseries. Verder is er een uitvoerige literatuurlijst met zo'n 500 titels en een repertorium van kaartmakers en landmeters met, waar mogelijk, biografische gegevens. Totaal bijna 950 namen. Zeer overzichtelijk geven 17 bladwijzerkaarten op schaal 1 250 000 aan van welke gebieden en uit welk tijdperk er kaarten zijn be handeld. Vervolgens zijn er 7 overzichtskaarten van gewestelijke kaarteringen en een kaart, die de gebieden aangeeft, waarvan kaartboeken of kaartseries zijn besproken. Deze kaarten zijn door de duidelijke toepassing van kleuren zeer gemakkelijk te gebruiken en vergemakkelijken het gebruik van dit boek. Het geheel wordt verlucht door 46 afbeeldingen van oude kaar ten, waarvan 5 in kleur. Interessant, gezien vanuit de landmeet kundige hoek, is afbeelding 4, een kaart van Groenlo van ca. 1550. Deze kaart vertoont een driehoeksnet rondom Groenlo, doch on dergetekende betwijfelt ten sterkste of hier inderdaad sprake is van een driehoeksnet in de geodetische betekenis van het woord. De vorm van Groenlo zelf, de twijfel over de vormgetrouwheid van het gebied en het schetsmatige verloop van wegen en waterlopen doen het tegendeel vermoeden. Nader onderzoek zou hier gewenst zijn! Afsluitend kan worden gezegd dat de historische kartografie met deze publikatie een subliem boek rijker is geworden. Een boek met een schat aan informatie en bovendien zeer goed leesbaar; een onmisbaar naslagwerk voor iedereen, die om een of andere reden gebruik wenst te maken van oude topografische kaarten. REPERTORIUM VAN OUD-NEDERLANDSE LANDMETERS 14e tot 18e eeuw*) Door ing. P. S. Teeling. Een uitgave van de Hoofddirectie van de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers. Zoals uit het voorbericht blijkt, heeft het 150-jarig bestaan van het Nederlandse Kadaster deze uitgave mogelijk gemaakt. We hebben hier met recht te maken met een levenswerk, want de schrijver is in 1948 met zijn speurwerk begonnen en heeft zijn werk in augustus 1981 afgesloten. Uit het voorbericht blijkt duidelijk welk een enorme hoeveelheid werk Teeling heeft verzet, ledereen die weieens met archiefonderzoek te maken heeft gehad, zal erkennen dat hier sprake is van een unieke prestatie, die alleen maar mogelijk is geworden, omdat hier kennelijk iemand met zeer veel doorzet tingsvermogen bezig is geweest. Deze publikatie bestaat uit twee losse delen. Het eerste deel bevat, na een ten geleide van de Hoofddirecteur van het Kadaster en een voorbericht van de schrijver, een inleiding van zes bladzijden. Deze inleiding geeft heel wat belangwekkende informaties over de aard van het werk van landmeters in de diverse provincies. Het is alleen te betreuren, dat in het geheel geen aandacht is besteed aan land meetkundige kennis en technieken, en het in die tijd gebruikte instrumentarium. Dit boek zal veelal door niet-geodeten als naslag werk worden gebruikt en een unieke kans is nu voorbij gegaan om tevens goede informatie hierover in bredere kring bekend te maken. De eigenlijke inhoud van dit deel bestaat uit wat wordt genoemd het grondmateriaal voor de samenstelling van het repertorium. Dit zijn o.a. boeken, artikelen, aantekeningen, catalogi, waarin infor matie is te vinden over oud-Nederlandse landmeters. Dit grond- materiaal wordt per provincie behandeld en is dan verder gesplitst in twee gedeelten, nl. informatie per gemeente en algemene infor matie per provincie; beide zijn op verschillende wijze genummerd. Niet duidelijk is waarom af en toe nummers voorkomen, waarachter niets staat vermeld, zoals bijv. p. 40 no. 4, p. 59 no. 45, p. 62 no. 67, p. 69 no. 21, p. 105 no. 20, p. 108 no. 25, p. 109 no. 34, enz. Na de behandeling van de provincies volgt gelijksoortige informatie onder de titel Nederland Algemeen en een aanvulling daarop. Dit deel bevat een onvoorstelbare hoeveelheid literatuur, die verband houdt met de geschiedenis der landmeetkunde. Deel II bevat het eigenlijke repertorium. Per provincie worden alfa betisch namen van landmeters vermeld, met daarbij verwijzing naar het grondmateriaal. Helaas ontbreken biografische gegevens, m.u.v. toevallige bij de verwijzingen. De provincies te zamen be vatten ongeveer 2900 namen en daarbij komen dan nog eens 1024 namen onder de titel Nederland Algemeen. Een aantal namen komt bij meer dan één provincie voor, omdat de betreffende landmeter in Gezien de inhoud zou dit moeten zijn: 14e tot en met 18e eeuw, of 14e tot 19e eeuw. NGT GEODESIA 82 meer provincies heeft gewerkt. Opmerkelijk is dat het grootste aan tal namen voorkomt in Zeeland: 506 en het kleinste aantal in Gro ningen, nl. 110! Een duidelijke aanwijzing dat er nog hiaten zijn in onze informatiebronnen. Het is jammer dat ook in deel II een aantal slordigheden voorkomen. Zo wordt op p. 13 bij no. 32 bij het grondmateriaal vermeld: FRA 53; ook op p. 15 bij no. 54 en op p. 20 bij no. 110 wordt FRA 53 genoemd, maar in deel I is FRA 53 niet te vinden. Hetzelfde geldt voor p. 16 no. 61waar FRA 40b wordt genoemd, wat ook niet is te vinden. Op p. 13 wordt bij no. 32, Broeder Pieter, niet vermeld FR 18, wat juist wel belangrijk is. Op p. 22 wordt bij no. 129, Heeres vermeld FRA 13 en FRA 20; dit moet echter zijn FR 13 en FR 20. De hier genoemde tekortkomingen zijn het resultaat van een zeer vluchtig onderzoek; mogelijk komen nog meer van dit soort slordig heden in de publikatie voor en dat is alleen maar te betreuren. De uitgave van dit boek maakt het mogelijk, dat de grote hoeveel heid informatie, die de heer Teeling in de loop der jaren heeft ver zameld (wat slechts aan een enkeling bekend was) nu in veel bredere kring kan worden verspreid en gebruikt. Het besproken boek is geen ,,lees"boek, maar een onmisbaar naslagwerk voor iedereen die te maken krijgt met de geschiedenis van de landmeet kunde en vooral van zijn beoefenaars: de landmeters. Veel dubbel researchwerk kan daardoor worden voorkomen, maar daarmede komen we tegelijk bij een bezwaar tegen deze publikatie, nl. dat dank zij de gegevens van Teeling men weliswaar snel weet waar men nadere informatie kan vinden, maar dan bijna altijd deze infor matiebronnen zelf, de archiefstukken, nog moet raadplegen. Som mige items van dit grondmateriaal zijn zelfs zeer moeilijk te raad plegen, zoals bijvoorbeeld aantekeningen die de schrijver ter inzage heeft gehad. Ook ontbreekt een inhoudsopgave. Dit tekort kan echter door de gebruiker zelf worden verholpen. Men kan zich niet aan de indruk onttrekken dat het geheel niet ,,af" is. Er is eigenlijk geen sprake van een echt repertorium; in feite ont breekt een deel III, een uitwerking van deel II, zodat bij het op zoeken direct bij een naam beknopte biografische gegevens kunnen worden gevonden met inlichtingen over het werk. Er mogen dan enige kritische opmerkingen zijn, deze verhinderen echter niet te stellen dat hier sprake is van een bijzonder boekwerk, ledereen die belangstelling heeft voor het historisch aspect van de landmeetkunde, zal dankbaar zijn dat het Nederlandse Kadaster de publikatie van het werk van de heer Teeling mogelijk heeft gemaakt. Geïnteresseerden kunnen zich wenden tot het hoofd van het bu reau Documentatie en Bibliotheek van de Hoofddirectie van het Kadaster, Waltersingel 1, 7314 NK Apeldoorn. Tel. 055-775123. H. C. Pouts JAARVERGADERING VVL Op 19 november 1981 kwamen 34 leden van de VVL voor hun Al gemene Ledenvergadering bijeen in Enschede. Gastheer was dit keer het ITC. Zoals gebruikelijk werd in het eerste gedeelte van de dag de agenda afgewerkt. Deze stond dit maal in het teken van een aantal in grijpende wijzigingen in het bestuur. In de eerste plaats legde D. v. d. Steenhoven zijn functie als voorzitter neer, na deze 10 jaar te hebben vervuld. (Daarvoor was hij 4 jaar penningmeester). Ver der trad ook L. A. M. Silvertant af als secretaris en werden de periodiek aftredende leden W. Eimers, J. H. Mombarg en Th. G. E. Pickhard in het bestuur herkozen. De vergadering koos W. Eimers als voorzitter en J. A. Takens en P. C. A. Gijzen als nieuwe bestuursleden. In de rondvraag kwam onder meer naar voren dat op het afgelopen congres het idee was ontstaan om specifiek landmeetkundige onderwerpen te behandelen, maar dan voor kleinere groepen be langstellende deelnemers. Dit zou dan kunnen gebeuren door voor drachten te houden in kleine (vergader-)ruimten. Het middagprogramma omvatte een inleiding door J. H. ten Haken over de historie van het ITC en zijn huidige plaats en organisatie. Daarna werd door K. A. Grabmaier een inleidend college gehouden over het vervaardigen van orthofoto's. De middag werd besloten met een korte rondleiding, waarbij een indruk werd verkregen van het instrumentarium van het ITC en de manier waarop de studenten worden getraind op stereo-uitwerk- apparatuur. Bij het afscheid konden de aanwezigen een pakket documentatie meenemen, zodat kon worden gesproken van volledige informatie. In het slotwoord van de voorzitter werd dank uitgesproken aan de gastheren en inleiders; de VVL kan weer terugzien op een nuttige en aangename dag. p Mjefe 103

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1982 | | pagina 25