„Ik ben niet voor niets altijd in het bedrijfsleven werkzaam geweest" Een interview met prof. dr. P. van Schi/f- gaarde (doctor in de sociologie). Sedert 1 september 1980 is hij verbonden aan de Af deling der Geodesie van de Technische Hogeschool te Delft. Als buitengewoon hoogleraar geeft hij college in vakken op het gebied van de planologische geodesie. U bent van huis uit geen geodeet. Wat is uw opleiding geweest In Utrecht heb ik sociologie gestudeerd met als spe cialisatie bedrijfsleven en sociale psychologie. In die tijd waren er nog geen onderscheiden studierichtin gen. In 1959 ben ik afgestudeerd. Ik hield me voor namelijk bezig met bedrijfssociologie, groepsdyna mica en psychologie; mijn scripties waren ten dele gericht op vakbondsonderzoek en ten dele op litera tuuronderzoek. Omstreeks die tijd ontstond een taakverdeling tussen de universiteiten van Groningen, Utrecht en Leiden. De bedrijfssociologie ging naar Leiden en de gezins sociologie naar Utrecht. Mijn belangstelling lag sterk bij het bedrijfsleven en ik volgde (hoewel niet officieel) behalve in Utrecht ook colleges in Leiden en zelfs in Rotterdam en Amsterdam. In de zestiger jaren heb ik het SIOO (Stichting Interacademiale Opleiding Orga nisatiekunde) gevolgd en ben het organisatievak ingedoken. Aansluitend op mijn studie was ik als organisatie adviseur werkzaam bij de Nederlandse Stichting voor Psychotechniek te Utrecht. Ik hield me daar voor namelijk bezig met aspecten van de personele organi satie (personeelsbeleid, management development, opleiding, instructie, structurele organisatie en sa menwerkingsverbanden). Ook deed ik nogal wat onderzoek. Onder andere ontwikkelde ik een volledig model voor de doorstroming door het onderwijs. Ik ben er best trots op dat ik het planbureau, wat dat betreft, jaren vooruit was. In 1971 promoveerde ik in Utrecht bij dr. Sj. Groen man en dr. P. Thoenes op een sterk methodologisch onderwerp; ,,Het kennisbegrip in wetenschap en beroep" was de titel van de dissertatie met als onder titel „Objectiviteit als pretentie". Hoe heeft uw carrière zich ontwikkeld en hoe bent u in de geodesie verzeild geraakt? In 1971 ben ik bij de Heidemij. gaan werken. De eerste jaren hield ik me daar bezig met de interne organisa tie, het personeelsbeleid en met het bedrijfsinforma tiesysteem. In 1975 kreeg ik als taak de ontwikkeling van de stadsvernieuwing. Daarbij gaat het om onder zoek naar de ontwikkelingsmogelijkheden in een stad of stadswijk, met als voornaamste doel: een concreet project van de grond tillen. Er moet een bestemmings plan of een vernieuwingsplan worden gemaakt (N.B. Er is een groot onderscheid tussen die twee, wat niet alle planologen blijken te begrijpen!) in samenwerking tussen gemeentediensten, bevolking, adviseurs en 86 plannenmakers. Zo'n plan moet realistisch en haal baar zijn en vooral dus praktisch. Het is mijns inziens belangrijker om een straat nieuw in te richten en de woonomgeving in je naaste omgeving te verbeteren, dan mooie vergaande plannen te maken, die jaren op realisatie wachten en misschien wel nooit worden gerealiseerd. Ik zie stadsvernieuwing dus in de eerste plaats als praktische bezigheid. Met welke plaatsen heeft u concrete bemoeienis gehad in dit verband? Met 's-Hertogenbosch bijvoorbeeld, in de wijk ,,'t Zand" bij het station. Het betreft daar deels renovatie (sanering) en anderdeels herinrichting. Omdat het om een centrumgebied gaat, is het organisatorisch, pla nologisch en bestuurlijk gezien een ingewikkelde zaak. Een ander voorbeeld is de „Kottendijk" in Enschede. Een buurt, iets verder van het centrum, met weer heel andere problemen. Tevens heb ik me beziggehouden met de herinrichting van het stedelijke gebied in de Veenkoloniën (Stadskanaal, Veendam). Zoals bekend is daar een aparte wet voor aangeno men: de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën. Deze wet is eigenlijk een voorloper van de Landinrichtingswet met als doel stelling integrale benadering van het landelijke en stedelijke gebied mogelijk te maken. Of dat lukt is overigens moeilijk te zeggen. Ook hier zijn de op drachtgevers toch verschillend: van het landelijke ge bied de herinrichtingscommissie, van het stedelijke gebied het gemeentebestuur. En dat is niet altijd een voudig. U noemde drie steeds terugkerende aspecten: orga nisatie, planologie en bestuur. Houdt u zich bi] de herinrichting van steden voornamelijk bezig met de organisatie? Inderdaad, maar daarnaast ben ik ook inhoudelijk bezig. Ik ben geen vormgever; in de doelstelling- (beleid)analyse ben ik organisatorisch en planologisch bezig. Beschrijft u in feite de randvoorwaarden voor de planologie? Dat is zeker mijn stijl. Het kenmerkende van de plano logische geodesie is het vastleggen van de randvoor waarden; het ontwerp van de geodeet is het ontwerp van de randvoorwaarden. Ik ben dus niet zozeer bezig met de physieke inrichting zelf en laat de vormgeving over aan de stedebouwkundige. NGT GE0DESIA 82

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1982 | | pagina 8