Vegetatiekaarten, grenzen
en nauwkeurigheid
doorir. H. T. C. van Stokkom, stafmedewerker bij de Hoofdafdeling Luchtkaartering
van de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat.
Reeds geruime tijd vormen grenzen op vegetatie-
kaarten onderwerp van discussie binnen vegetatie-
kundige kringen. De aard van de grens en de vereiste
nauwkeurigheid komen daarbij aan de orde. In navol
ging van de inaugurele rede van prof. dr. ir. I. S. Zon
neveld [Zonneveld, 19821, wil ik in grote lijnen ingaan-
op dit onderwerp, dat mede aan de orde kwam tijdens
de forumdiscussie op de eerste dag van het in 1981
gehouden 11e NGL congres.
Vooropgesteld dient te worden, dat bedoelde grenzen
tussen vegetatietypen, of complexen daarvan, worden
ingetekend op fotogrammetrisch vervaardigde, me
trisch correcte basiskaarten. Naast het belang van in
ventarisatie van een bestaande situatie, zowel wat
topografie als wat vegetatie betreft, worden deze
vegetatiekaarten tevens gebruikt bij het analyseren
van de ontwikkeling van de vegetatie in de tijd, met
als doel de invloeden te kunnen volgen van beheers
maatregelen en bijvoorbeeld uitgevoerde waterstaat
kundige werken. De eerste vraag die in dit verband
moet worden gesteld, luidt: wat is een kaart en voor
welk doel is hij vervaardigd? Mijns inziens is een kaart
(slechts) een stuk papier of ander soort materiaal,
waarop met lijnen en symbolen een hoeveelheid ge
gevens wordt weergegeven, zodanig dat hierdoor
overzichtelijke informatie wordt verschaft aan de ge
bruiker. Een kaart moet dus duidelijk, overzichtelijk en
eenduidig zijn. Ten einde hieraan te voldoen zal de
werkelijkheid moeten worden geabstraheerd. Dit
geldt voor zowel de topografie als voor het afgebeelde
thema.
Lijnen op een kaart zijn dus subjectieve grenzen, ge
trokken door een interpreteur die een keuze maakt.
Waarom maken we anders een kaart?
Een tweede vraag die aan de orde dient te komen,
luidt: wat is een grens? In topografische zin geeft een
grens een discontinuïteit in het terrein aan, bijvoor
beeld de bovenkant van een sloottalud, een oeverlijn
of een wegkant. Deze zijn waarneembaar in het ter
rein; echter niet altijd exact. Een hoogtelijn, hier tot
topografie gerekend, is een denkbeeldige lijn, die een
bepaalde hoogte aangeeft, meestal sterk geabstra
heerd en gegeneraliseerd ten behoeve van de lees
baarheid van de kaart.
De grenzen op een vegetatiekaart kunnen worden
onderverdeeld in concrete, abstracte en kartografi-
sche grenzen [Zonneveld, 1974; Thalen, 1978; Doing,
1979], Concrete grenzen zijn discontinuïteiten in het
terrein of in de vegetatie. Hierbij dient opgemerkt, dat
er scherpe vegetatiegrenzen zijn in gradiëntsituaties
maar ook geleidelijke overgangen in de vegetatie
samenstelling, terwijl er scherpe terreingrenzen aan
wezig zijn. Dit laatste is het geval bij situaties waarbij
de planten de ruimtelijke verandering in de milieu
factoren kunnen opvangen.
Abstracte grenzen vinden we in een classificatie
systeem. Ze zijn niet gekoppeld aan concrete grenzen
in het veld. Wanneer een abstracte grens wordt ge
trokken in een classificatiesysteem van een gradueel
verlopende vegetatie, dan zullen de vegetaties aan
weerszijden van deze grens dikwijls meer op elkaar lij
ken dan twee ver uit elkaar staande vegetaties binnen
een van de twee klassen. Met behulp van de discon
tinuïteiten in het terrein, en met name met de terrein-
vorm, kan men deze abstracte grenzen toch op een
kaart aangeven.
Een kartografische grens is een lijn op een kaart die
vaak samenvalt met een discontinuïteit maar kan ook
een abstracte grens in een gradiëntsituatie zijn.
De gebruiker van een kaart moet zich van deze twee
slachtigheid van kartografische grenzen terdege re
kenschap geven.
Wat betreft de vraag naar de vereiste nauwkeurigheid
bij het tekenen van vegetatiegrenzen op een basis-
kaart, zal uit bovenstaande opmerkingen duidelijk zijn,
dat deze vraag feitelijk ondergeschikt is aan de vraag
omtrent de aanwezigheid en de aard van de grens. De
bepaling van de aard van de grens heeft in de afgelo
pen jaren bij de weergave van vegetaties op kaarten
een veel indringender rol gespeeld omdat hiervoor
een meer abstracte denkwijze en benadering is vereist.
Niettemin ben ik van mening dat de vraag naar de ver
eiste nauwkeurigheid voldoende aandacht moet krij
gen. Een eventuele verandering van de wijze van kaar-
tering zal echter voornamelijk afhangen van de daar
mee te bereiken voordelen met betrekking tot de doel
matigheid van het bedrijf, zoals bijv. arbeidsbesparing.
Tot slot wil ik hier nog opmerken dat bij de Meetkun
dige Dienst gebruik kan worden gemaakt van geavan
ceerde instrumenten. Dit echter zonder te stellen dat
beschikbaarheid van nauwkeurige instrumenten te al
len tijde het gebruik daarvan rechtvaardigt.
Literatuur
Zonneveld, I. S., 1974, On abstract and concrete boundaries,
arranging and classification. In: Tatsachen und Probleme der Gren
zen in der Vegetation. Cramer, Vaduz.
Thalen, D. C. P., 1978. Complex mapping units, geosyntaxa and
the evaluation of grazing areas. In: Assoziationskomplexe (Sigme-
ten) und ihre praktische Anwendung. Cramer, Vaduz.
Doing, H., 1979. Landschapskartering op vegetatiekundige grond
slag in Nederlandse duingebieden. Contactblad voor oecologen 15e
jrg 1.
Zonneveld, I. S., 1982. Een eigen weg tot wetenschap. Inaugurele
rede Landbouwhogeschool Wageningen.
130
NGT GEODESIA 82