Het kadaster in de provincie Noord-Brabant van 1811 tot 1844 (deel 1) door ir. A. Schefter. In het Nederlands Geodetisch Tijdschrift van 1977, p. 17 e.v. beschreef ik het z.g. Hollandse Kadaster, voorloper van ons huidige Kadaster, dat van Franse oorsprong is. In dat artikel vermeldde ik op p. 23, 2e kolom: ,,Dat geeft ons tevens een inzicht in de voor geschreven wijze van opmeten in onze ogen primi tief voor een belastingkadaster mogelijk vol doende". Dat opmeten slaat op de wijze, waarop men op de kaart de percelen moest verdelen om de grootte te berekenen, en dus niet op de fe/re/Vrmeting, zoals mij later is gebleken. Maar dat houdt dan tevens in, dat mijn opmerking over „staaltjes van landmeet- kunst" geen hout snijdt. Na dit „amende honorable" aan het adres van mijn zeer oude voorgangers in de landmeetkunde, volgt thans de geschiedenis van het tegenwoordige Ka daster. Daarin onderscheid ik twee perioden: van 1811 tot 1832 en van 1832 tot 1844; ontstaan en bij houding dus. Het jaar 1844 is gekozen omdat toen een toestand intrad, die behoudens kleine wijzigingen in principe heeft geduurd tot 1 juli 1970, de datum waar op de kadastrale dienst werd afgesplitst van de Be lastingdienst. Over die eerste periode gaat dit artikel; in een volgend komt de tweede aan bod. Onder de lezers van NGT Geodesia zijn er ongetwij feld velen, die geen „kadastrale afkomst" hebben. Voor hen is het naar mijn oordeel gewenst, en voor de anderen toch nog interessant, wat dieper in te gaan op de voorgeschiedenis van het kadaster in Frankrijk, waar de bakermat van ons kadaster ligt. Vanouds kende men in dat land, evenals bij ons, een grondbelasting. De totale opbrengst werd tevoren vastgesteld en pond-pondsgewijze verdeeld over de departementen (provincies), arrondissementen, kan tons en gemeenten en vervolgens in iedere gemeente over de afzonderlijke grondeigenaren. De moeilijkheid was tot een billijke verdeling van de belasting te komen, omdat noch de grootte van de percelen vaststond, noch de zuivere (netto) op brengst. Een ieder moest zelf opgave doen van die twee grondslagen en omdat men in die oude tijden evenmin graag belasting betaalde als heden, waren er dus voortdurend klachten. Alle pogingen om verbete ringen aan te brengen, mislukten en daarom besloot de Assemblée Constituante (grondwetgevende ver gadering), na de revolutie van 1789, tot het invoeren van een algemeen kadaster. De omstandigheden stonden echter niet toe het idee verder uit te werken. Daarmede waren de klachten niet verstomd, zodat de regering in 1802 het besluit nam in een aantal ge meenten, verspreid over het gehele land en door het lot bepaald, een kadaster te doen vervaardigen „par masses de cultures", d.w.z. dat alleen blokken met NGT GEODESIA 82 dezelfde cultuur (weiland, bouwland, wijngaard) zou den worden opgemeten, zonder te letten op de onder verdeling naar eigenaar. Daartoe zouden kaarten worden vervaardigd op de schaal 1 5000 en de groot te van ieder blok zou uit de kaart worden bepaald. Iedere eigenaar werd verplicht de grootte van zijn eigendom, binnen een blok gelegen, op te geven. Zo kon men controleren of die opgaven goed waren; de som van de opgaven moest immers overeenkomen met de grootte van het blok, waarin de eigendommen waren gelegen. De gemiddelde netto-opbrengst van iedere cultuur werd zo goed mogelijk bepaald en met al die gege vens was het niet moeilijk de belastbare opbrengst voor die gemeente te bepalen. Door die „vergelij kingsgemeenten" te gebruiken voor alle andere ge meenten in een departement, zou de totale opbrengst per departement, en uiteindelijk voor het gehele rijk, vaststaan, waardoor een verdeelsleutel werd gevon den voor de omslag van de grondbelasting. Maar zoals het zich gemakkelijk laat aanzien, was het een methode die veel weerstanden opriep. De fout zat reeds in de onderlinge vergelijking der gemeenten. De opbrengst van bijv. bouwland in een willekeurige gemeente behoeft niet gelijk te zijn aan die in een vergelijkingsgemeente. En wat te doen als de som van de opgaven van de eigenaren aanmerkelijk afweek van de grootte van het blok, zoals dat uit de kaart werd berekend? Hebben alle eigenaren evenveel ge fraudeerd? Ondanks al die bezwaren werden 1800 gemeenten [1]*) gekadastreerd ten koste van 20 miljoen francs. Het resultaat was onbevredigend, de klachten waren niet verstomd en veel tijd en geld waren verspild. Uiteindelijk ging men in 1808 toch over tot datgene wat de Assemblée Constituante reeds in 1791 voor ogen had gestaan: een perceelsgewijs opgemaakt kadaster. Dit hield in: het opmeten van iedere ge meente in al haar onderdelen, waarbij rekening werd gehouden met het gebruik (cultuur); het maken van kaarten; het daaruit bepalen van de grootte van ieder perceel; het taxeren van de zuivere opbrengst en het noteren van de eigenaren. Alleen een dergelijk kadas ter kon tot bevredigende resultaten leiden, omdat de grootte van de percelen en de zuivere opbrengst niet meer op eigen aangifte berustten, maar onafhankelijk van de eigenaren werden bepaald. Keizer Napoleon, die toen Frankrijk bestuurde en onder wiens bewind het kadaster dus tot stand zou komen, had daar nog *1 De noten 1 t.m. 16 zijn opgenomen aan het eind van dit artikel. 117

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1982 | | pagina 3