S. O n O o 3 h.b.15.94 b r 16 48 h.b.16.27 f.16.43 Cascade )b.16.79 f.16.50 b. 16.31 b.t. 16.30 Benedentuin Cascade b. 16.69 9.80 =dorpelhoogte Paleis 15.74 hoogte t.o.v. N.A.P b. bodem b.r. bovenkant rollaag kanaal bovenkant vloertegel onderkant fundering bovenkant houten bodem kanaal Fig. 10. Fragment kaart hoogteligging. Maatvoering Rijnlandse voet Ten tijde van de bouw van het paleis en de aanleg van de tuin werden verschillende landmaten gebruikt. Zo werd in Gelderland o.a. gemeten met z.g. kleine en grote Gelderse voeten. Voor belangrijke werken werd in de 17e eeuw veel gebruik gemaakt van de Rijn landse roede, verdeeld in 12 voet. In figuur 11 zijn enkele afstanden aangegeven, die nog nauwkeurig in het terrein konden worden „nage meten". Tevens blijkt uit de figuur, dat bij het oor spronkelijke ontwerp voor de Benedentuin vermoede lijk is uitgegaan van een vierkantennet van 160 x 160 voet. Hieruit kan worden afgeleid, dat bij de tuinaan leg gebruik is gemaakt van een Rijnlandse roede met een metrieke maat van 3,757 m en een Rijnlandse voet met een metrieke maat van 0,313 m. De afwijking van de in het metrieke stelsel in 1820 vastgestelde maat van 3,767 m voor de Rijnlandse roede 0,314 m voor de Rijnlandse voet) is o.a. te verklaren uit het feit, dat met meetkettingen werd gemeten, die niet al te nauwkeurig waren en onderling nogal wat verschil len vertoonden. i. i? - 200,34m =640voet - Zo bezit een van de medewerkers van de Landmeet kundige Afdeling een meetketting uit de 17e eeuw met een lengte van 2 Rijnlandse roeden, die bij na meting 7,412 m blijkt te zijn. Deze meetketting (zie figuur 12) heeft 26 schakels. De eerste schakel diende als handvat, de laatste schakel als meetpen. De 24 schakels (voeten), waarmee werd gemeten, variëren onderling nogal in lengte; de gemiddelde schakelmaat (voetmaat) bedraagt 0,309 m. Fig. 12. 17e eeuwse meetketting. Uitzetting parterres Zoals vermeld, werd aan de Landmeetkunde Afdeling gevraagd een efficiënte methode te ontwikkelen voor het uitzetten van de parterres de broderie. In eerste in stantie werd gedacht de parterres uit te zetten met behulp van een tachymeter met elektronische af standmeting. Hierbij is het nodig, dat de uit te zetten punten vooraf op de situatietekening worden gedigi taliseerd. Vervolgens kunnen dan de punten vanuit bepaalde standplaatsen door middel van berekende richtingen en afstanden worden uitgezet. Deze wijze van werken bleek voor het aangeven van de figuren in de parterres echter te arbeidsintensief. Voor de aanleg van een „ingewikkelde" parterre de broderie in de Benedentuin met afmetingen van ca. 39 x 39 m die nen namelijk ca. 9000 punten te worden uitgezet. Daarna is de volgende methode ontwikkeld, die bij de aanleg van de proefparterre (een kwart deel van een parterre de broderie, zie figuur 13) in praktijk is gebracht. Fig. 11. Basismaten. Fig. 13. Parterre de broderie van de Benedentuin. NGT GEODESIA 82 167

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1982 | | pagina 17