3.4.3.8a van het ontwerp-BW bedoelde rechtsvorde ring van een beperkt gerechtigde, wiens recht niet in het proces-verbaal is opgenomen, verjaart in elk geval door verloop van tien jaren, na de dag van de inschrij ving (art. 79, tweede en derde lid). In hoeverre vormt nu de ontwerp-Kadasterwet een vooruitgang, vergeleken met het thans bestaande systeem van het ontwerp van de Staatscommissie van 1957? Een belangrijke vooruitgang is, dat de openbare regis ters en het kadaster hun grondslag vinden in een speciale Kadasterwet, ter uitvoering van het bepaalde in art. 3.1.2.1 ontwerp-BW. De openbare registers en het kadaster berusten dus eigenlijk niet meer op een mengelmoes van wetten, wettelijke maatregelen en besluiten. Voor de verdere voor- en nadelen, verbon den aan die nieuwe Kadasterwet zal ik mij beperken tot de vraag, in hoeverre de kadastrale plans en re gisters in de toekomst in meerdere mate dan thans de rechtstoestand der verschillende percelen zullen weergeven. Met name zullen hierbij aan de orde ko men de problemen, die rijzen bij de overdracht van gedeeltelijke kadastrale en rechtspercelen. Bij de beantwoording van bovenstaande vraag moet onderscheid worden gemaakt tussen de kadastrale re gistratie en de kadastrale kaarten. Wat de kadastrale registratie betreft, kan van een grote vooruitgang worden gesproken. Alle gegevens, die in de kadastra le registers worden opgenomen en die voor de rechts toestand der verschillende percelen van belang zijn, worden in beginsel ontleend aan de openbare regis ters. Hierboven is reeds uitvoerig uiteengezet dat, wanneer boek 3 t.m. 6 van het ontwerp-BW en de ontwerp- Kadasterwet eenmaal van kracht zijn, ons negatieve publikatiestelsel, mits men de openbare registers nauwkeurig raadpleegt, veelal niet of nauwelijks be hoeft onder te doen voor een postief publikatiestelsel. De ontwerp-Kadasterwet vormt in deze zelfs nog een grote vooruitgang op die van de Staatscommissie van 1957, doordat zij in praktisch alle gevallen van inschrij ving in de openbare registers de tussenkomst van een deskundige (meestal een notaris, soms ook een amb tenaar van het Kadaster) voorschrijft. Voorts is gebroken met de bijhouding van de kadas trale registratie aan de hand van gegevens, die blijken uit ingediende successiememories: gegevens die, zo als gemeld, niet altijd even betrouwbaar zijn. Er kan dus worden gesteld, dat de kadastrale registratie de rechtstoestand der verschillende percelen, zoals deze blijkt uit de openbare registers, exact weergeeft, mits deze goed zal worden bijgehouden, wat zonder meer het geval zal zijn. Als gevolg hiervan deelt de kadas trale registratie in de betrouwbaarheid van de open bare registers. Voor wat betreft de kadastrale regis ters kan dus worden gesproken van een eigendoms kadaster. Een uitzondering wordt slechts gevormd door het recht van hypotheek. Daar in de hypotheek akte de kadastrale aanduiding niet meer op straffe van nietigheid is voorgeschreven en bovendien in alle an dere opzichten kan worden gesteld, dat de verschillen tussen het recht van hypotheek en andere beperkte zakelijke rechten is weggevallen, wordt het verhypo thekeerde perceel niet meer, zoals thans, betreffende zijn ligging en zijn grenzen, gespecificeerd door zijn kadastrale aanduiding, doch door zijn nadere perceels omschrijving. Hierdoor kan grote onzekerheid ont staan. Mijns inziens blijft het gewenst, dat een te ver hypothekeren perceel precies wordt gespecificeerd voor wat betreft zijn ligging als voor wat betreft zijn grenzen door zijn kadastrale kenmerken, vanwege de verraderlijkheid van het recht. Hypotheek mani festeert zich nl.anders dan andere beperkte zakelijke rechten, alleen administratief naar buiten. Alleen als de hypotheekgever zijn financiële verplichtingen niet nakomt, gebeurt dat wel, en dan op drastische wijze. Deze aangelegenheid betreft echter meer het ont werp-BW en kan hier verder blijven rusten. Geheel anders is de situatie van de kadastrale kaarten. Zoals bekend, wijken de kadastrale grenzen in een aantal gevallen af van de rechtsgrenzen. Sommige kadastrale kaarten dateren nog uit de tijd, dat het ka daster nog in de eerste plaats diende voor de heffing van de grondbelasting. Voorts wijken cultuurgrenzen vaak af van de kadastrale grenzen. Ten slotte ont staan bij de overdracht van gedeeltelijke kadastrale percelen tal van onzekere situaties, doordat de door de betrokkenen op het terrein aan te wijzen grens af wijkt van de grens, aangegeven in de transportakte, doordat de betrokkenen aanwijzingen geven, die van elkander afwijken of doordat een of meer der betrok kenen niet verschijnt om aanwijzingen te geven. Ten aanzien van de bijhouding van de kadastrale kaar ten betekent de ontwerp-Kadasterwet geen enkele vooruitgang ten opzichte van de bestaande situatie. Voor de bijhouding van de kadastrale kaarten bij de overdracht van een gedeeltelijk kadastraal perceel be tekent zij voorts een belangrijke achteruitgang in ver gelijking tot de ontwerp-Kadasterwet van de Staats commissie van 1957. In art. 8 van dat ontwerp was onder meer vermeld, dat de Rijksdienst een inschrij ving weigert, wanneer in de in te schrijven bescheiden de onroerende zaken niet met de kadastrale aandui ding zijn vermeld, tenzij in plaats van deze kadastrale aanduiding een omschrijving van de onroerende za ken is opgenomen met de bepaling, dat voor deze omschrijving in de plaats zal treden de door de Rijks dienst aan deze zaken te geven kadastrale aandui ding. Dit betekende, dat in een in te schrijven akte de percelen in beginsel met de kadastrale aanduiding van een geheel kadastraal perceel dienden te worden gespecificeerd. Wilde men een gedeeltelijk kadastraal perceel overdragen, dan moest men dit van tevoren door de landmeter laten opmeten en splitsen, waarbij beide delen een nieuw voorlopig kadastraal nummer kregen, dat dan in de transportakte kon worden ver meld. Konden of wilden de betrokkenen dit niet, dan konden zij hun toevlucht nemen tot de zogenaamde kadasterclausule. In het eerste geval dus bij meting vóór de over dracht konden ongewenste situaties, verbonden aan de overdracht van een gedeeltelijk kadastraal per ceel, zich niet voordoen. Bij gebruik van de kadaster clausule alleen de ongewenste situatie, dat de in de transportakte omschreven grens afweek van de door partijen op het terrein aangewezen grens. Voor wat betreft de ongewenste situaties, die optreden bij de overdracht van kadastrale percelen die slechts een ge deelte van een bestaand rechtsperceel uitmaken, gaf ook het ontwerp van de Staatscommissie van 1957 geen oplossing. NGT GEODESIA 82 157

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1982 | | pagina 7