b. België
doelstelling, de agrarische, toch nog het zwaarst wegen
[4].
Sinds enkele jaren wordt ook in België de noodzaak
aangevoeld om in een ruilverkavelingsverrichting an
dere dan zuiver agrarische belangen, zoals landschaps-
zorg, natuurbehoud en recreatie, te integreren. Daar
waar de eerste wet op de ruilverkaveling van landeigen
dommen krachtens de wet van 25 juni 195^ [5] uitslui
tend oog had voor de landbouwbelangen, werd de doel
stelling bij de wet van 22 juli 1970 krachtens de wet [6]
reeds enigszins verruimd door te voorzien in de moge
lijkheid om werken van landschapszorg uitte voeren [7].
In de praktijk zijn deze werken van landschapszorg ech
ter beperkt tot het behoud van waardevolle landschaps
elementen en tot een aangepaste bermbeplanting langs
de openbare wegen. De voorschriften van de wet van
1970, met name die welke betrekking hebben op de
toewijzing van de gronden, laten immers geen ruimte
om in het kader van de toedelingsprocedure een be
paald gedeelte ervan aan te wenden voor andere dan
zuiver agrarische belangen.
De doelstellingen van de wet van 22 juli 1970 zouden
dan ook moeten worden verruimd. Vooralsnog heeft de
wetgever zich beperkt tot een aanpassing, alleen voor
het Vlaamse Gewest, van de wet op de ruilverkaveling
nl. bij de „Wet van 11 augustus 1978 tot aanvulling van
de wet van 22 juli 1970, op de ruilverkaveling van land
eigendommen uit kracht van de wet met bijzondere
bepalingen eigen aan het Vlaamse Gewest". [8]
De redenen waarom de wetgever, gebruikmakend van
de regionalisatie, wettelijke voorschriften heeft uitge
vaardigd die alleen van toepassing zijn voor het Vlaam
se Gewest, ligt in de bijzondere toestand van het platte
land in dit gewest, een toestand die wordt gekenmerkt
door een hoge graad van verstedelijking en een sterke
dichtheid en mobiliteit van de bevolking, waardoor de
aanspraak op de beschikbare open ruimte steeds toe
neemt.
Ten einde het vooropgezette doel te verwezenlijken,
werd artikel 1 van de wet van 22 juli 1970, waarin de
algemene doelstellingen van de ruilverkaveling worden
omschreven, aangevuld met de bepaling dat ruilverka
veling in het Vlaamse Gewest ook gepaard kan gaan
met „andere maatregelen van landinrichting", d.w.z.
met andere dan de maatregelen die de verbetering van
de agrarische structuur op het oog hebben [9]. Deze
laatste worden dus ook als maatregelen van landinrich
ting beschouwd, conform de definitie van landinrichting
die tijdens de parlementaire behandeling werd weer
houden, nl. „Landinrichting beoogt, binnen het kader
van de ruimtelijke ordening een geheel van maatrege
len op het platteland ter ontwikkeling van de economi
sche, sociale en culturele functie van bedoeld gebied
met eerbiediging van de eigen identiteit" [10].
De maatregelen tot landinrichting blijven evenwel be
perkt tot bepaalde aspecten ervan, zoals de landschaps
zorg en de verschillende vormen van recreatievoorzie
ning, want de primordiale doelstelling van de ruilverka
veling is in België nog steeds de verbetering van de
agrarische structuur.
Verder werd voor het Vlaamse Gewest een verruimde
samenstelling van de Ruilverkavelingscomités voor
zien, de reservering mogelijk gemaakt van een gedeelte
van de ruilverkavelde gronden voor maatregelen van
NGT GEODESIA 82
landinrichting, en het recht van voorkoop van de Natio
nale Landmaatschappij uitgebreid tot maatregelen van
landinrichting.
De belangstelling voor het begrip „landinrichting" als
instrument van de inrichting, bestemming en beheer
van het platteland, neemt toe [11]. Zo verleende in 1976
de Koning Boudewijnstichting, opgericht ter gelegen
heid van het 25-jarig regeringsjubileum van de koning,
aan de Nationale Landmaatschappij de opdracht om
twee gebieden, te weten het stroomgebied van de Belle
beek voor Vlaanderen en de grote gemeente Clavier
voor Wallonië, als „pilootproject" voor landinrichting in
studie te nemen en een specifieke methodologie op te
bouwen [12].
De laatste tijd staat landinrichting echter ook in de Deel-
parlementen in de belangstelling. Ruilverkaveling en
landinrichting behoren in België immers niet meer tot
de bevoegdheid van het Nationale Parlement of van de
Nationale Minister van Landbouw; zij zijn namelijk ge
regionaliseerde materies [13] en behoren nu tot de be
voegdheid van de Vlaamse en Waalse Gewestministers
en van de Vlaamse Raad en de Waalse Gewestraad.
Bij de Vlaamse Raad - Deelparlement voor het Vlaamse
Gewest werden twee voorstellen van Decreet inge
diend, betreffende de landinrichting [14], Deze Voorstel
len van Decreet zullen in de loop van 1982 door de Raad
worden behandeld, gezien de wens van de Vlaamse
Executieve (Deelregering) ook in Vlaanderen de landin
richting wettelijk te regelen.
In die Voorstellen van Decreet wordt landinrichting als
volgt omschreven; „Landinrichting beoogt binnen het
kader van de ruimtelijke ordening, de gecoördineerde
verwezenlijking van de inrichting, de aanpassing, de
bescherming, het beheer en de ontwikkeling van de
plattelandsgebieden".
In het Waalse Gewest wordt reeds een activiteit ont
plooid inzake „rénovation rurale"; deze soort dorps
kernvernieuwing is een onderdeel van een ruimere
landinrichting en slaat meestal op het territorium van
een enkele grote gemeente.
Van belang is het hier te onderstrepen dat in België, en
dit zowel in het Vlaamse als in het Waalse Gewest, de
ruilverkaveling wordt gezien als een van de deelaspec
ten van de landinrichting; dit betekent dat landinrichting
er niet als een „verruimde" vorm van de ruilverkaveling
wordt ontwikkeld.
c. Frankrijk
De ruilverkaveling vindt in Frankrijk haar rechtsgrond in
de wet van 9 maart 1941, bekrachtigd door de verorde
ning van 7 juli 1945 en geïntegreerd in de „Code rural".
Deze tekst werd herhaaldelijk gewijzigd en aangevuld;
de laatste maal geschiedde dit bij de wet van 11 juli 1975
[15],
Ruilverkaveling is ervan toepassing op de ongebouwde
landeigendommen, en beoogt de herindeling van de
versnipperde en verspreide gronden. Zij streeft ernaar
de gronden van de respectieve landbouwbedrijven in
één enkel blok of in grote, goed gegroepeerde kavels
samen te brengen. Het gaat dus nog steeds om een
eenvoudige vorm van ruilverkaveling.
Krachtens de wet van 1975 werd de samenstelling van
de Departementale en Gemeentelijke Ruilverkavelings
commissies uitgebreid en ook de doelstelling ervan ver
ruimd. Dit werd ingegeven door een dubbele bekom
mernis. Enerzijds vanwege zorg voor de natuur, ten
205