De gegevensverwerking met het GEOS-systeem
Aan de hand van het stroomschema van figuur 6 wordt
de verwerking van de waarnemingen tot een kaart
gevolgd, zoals dat met het GEOS-systeem gebeurt.
Met het start- en stuurprogramma GEOS wordt gedefi
nieerd welke randapparatuur zal worden gebruikt voor
de opslag van gegevens en berekeningsresultaten, voor
de uitvoer van lijsten en commentaar, en voor de
grafische uitvoer. Verder wordt met dit programma een
set toleranties voor de sluitfouten gekozen. In het pro
gramma zijn de door de meetdiensten van de verschil
lende Duitse deelstaten gestelde toleranties opgenomen.
Ook voor de Nederlandse praktijk kan een set toleranties
worden gedefinieerd; wij hanteren van de aangeboden
sets die, welke het best aansluit bij de Nederlandse land
meetkundige praktijk.
Met het programmadeel TRANS worden de waarne
mingen via de DAC 100 uit het geheugenblok naar een
waarnemingenbestand gelezen. Vervolgens wordt met
het programmadeel DECODE een bestand met gecorri
geerde waarnemingen aangemaakt. De werkzaamheden
van dit programmaonderdeel bestaan uit:
toepassen van de gecodeerde correcties;
de algemene informatie uit de waarnemingen halen
en op een lijst afdrukken;
toepassen van de opgegeven schaalfactor;
correcties voor de horizontale richtingen en de
verticale hoeken berekenen uit de ijkmetingen en toe
passen op de overige waarnemingen;
reduceren van de afstanden en berekenen van de
hoogteverschillen;
centreren van de excentrische prismaopstellingen.
Het bestand met gecorrigeerde waarnemingen bevat per
record de volgende informatie:
nummer van de standplaats;
nummer van het richtpunt;
horizontale afstand;
gecorrigeerde horizontale richting;
hoogteverschil.
Dit bestand vormt de invoer voor het programmaonder
deel GAP, waarmee allerlei landmeetkundige bereke
ningen kunnen worden uitgevoerd. Dit programma
onderdeel wordt hierna apart besproken. De uitvoer
bestaat uit een volledig coördinatenbestand, waaraan
echter nog de klasse en de terreincode van de punten
ontbreekt. Dit bestand kan, afhankelijk van de lengte
van het puntnummer, 3000 tot 4500 punten bevatten.
Het programma CODA staat ter beschikking om allerlei
bewerkingen op het coördinatenbestand uit te voeren,
als:
toevoegen van informatie;
uitvoeren van correcties;
punten sorteren volgens puntnummer, klasse of
coördinaten;
afdrukken van coördinatenlijsten.
Wij gebruiken het programma om het coördinaten
bestand aan te vullen met de klasse van de punten.
Voordat een kaart kan worden getekend, moet worden
aangegeven welke punten met elkaar moeten worden
verbonden en op welke manier. Hiertoe wordt met het
programmadeel DACA een kartografisch bestand opge
bouwd. Behalve de lijnverbindingen worden in dit
bestand ook de in de kaart op te nemen teksten op
geslagen.
Met het veldwerk in de hand geven we de nummers van
de punten aan, die met elkaar moeten worden verbon
den en op welke manier: rechte lijn of circelboog, ge
trokken lijn of streeplijn. De coördinaten worden ont
leend aan het coördinatenbestand.
De invoer kan worden gecontroleerd aan de hand van
een lijst of met een tekening op het beeldscherm.
Correcties moeten worden aangebracht via de lijst. Het
is (nog) niet mogelijk dit interactief via het beeldscherm
te doen. Wel wordt via het beeldscherm de tekst aan het
kartografische bestand toegevoegd.
Na deze handelingen is alle informatie aanwezig om een
kaart te kunnen tekenen. Voor deze opgave wordt het
programmaonderdeel MAP gebruikt. Dit geeft de moge
lijkheid om van een kaartblad het kader, de ligging en
richting, het ruitennet en de beschrifting van de coördi
naten te definiëren. Op welke wijze met dit programma
wordt aangegeven met welk symbool een bepaalde
klasse punten op de kaart moet worden getekend, wordt
apart beschreven.
Uit de aangeboden coördinaten- en kartografische be
standen kiest het programma de informatie uit, die
betrekking heeft op het gedefinieerde kaartblad. Middels
het subprogramma GRAPH wordt de kaart getekend op
het grafische beeldscherm of op de tekenautomaat. Ook
kunnen de instructies voor de tekenautomaat naar een
piotbestand worden geschreven. Dit piotbestand kan
worden uitgetekend tijdens het werken met de andere
programmaonderdelen.
Landmeetkundige berekeningen met het program
ma GAP
Met dit programmaonderdeel worden de coördinaten
van alle grondslagpunten en detailpunten berekend.
Het subprogramma NETZ berekent, met behulp van het
bestand van gecorrigeerde waarnemingen en de in het
coördinatenbestand gegeven punten, de voorlopige
coördinaten van alle opstelpunten en meervoudig aan
gemeten detailpunten, waarna automatisch een vereffe
ning volgt volgens het Tweede Standaardvraagstuk.
Het programma NETZ is bedoeld voor kleinere netten;
het kan ongeveer 500 waarnemingen verwerken in relatie
tot ca. 25 gegeven en 40 nieuw te bepalen grondslag-
punten. De detailpunten worden apart berekend.
Voor grotere netten kan het GEOS-programmapakket
worden uitgebreid met het Tachymeternet vereffenings
programma TANA; met dit systeem kan een net van
ongeveer 100 nieuwe grondslagpunten worden veref
fend.
Figuur 7 laat zien welke landmeetkundige berekeningen
verder met het programma GAP (afkorting voor Geoda-
tische Anwendungsprogramme) kunnen worden uit
gevoerd:
GRUND: berekening van coördinaten uit richting en
afstand, of argument en afstand en berekening van
argument en afstand uit coördinaten;
ZENTRIER: berekening van excentrische metingen;
PUNKT: puntsbepaling uit achterwaartse richtingen;
POLYGON: veelhoeksberekening;
TRAFO: gelijkvormigheidstransformatie en affiene
transformatie. Beide zowel „gewoon" als overbe-
paald. Dit onderdeel biedt tevens de mogelijkheid
voor meetpuntenberekening;
HÖHE: vereffening van een waterpasnet;
FLACHE: berekening van oppervlakte uit coördina
ten, eventueel met toepassing van afrondingsbogen;
KREIS: berekening van de elementen van een
cirkelboog;
260
NGT GEODESIA 82