doen, per se een tachymeter, met wat erbij hoort, moeten aanschaffen Onze aanschaffingen moeten in overeenstemming zijn met het werk dat wij moeten uitvoeren. Zo kan op enig moment, na overweging, blijken, dat het zinvol is een ta chymeter aan te schaffen met het oog op een bepaalde werksoort. De Geo Meetdienst heeft, gezien de aard, de samen stelling en de functie als landmeetkundig bureau, al in 1971 bij de aanschaf van de eerste tachymeter (de SMII van Zeiss) de keuze gemaakt, om zo goed mogelijk gebruik te maken van deze ontwikkelde hulpmiddelen in de landmeetkunde. Uiteraard komt dan meteen het probleem naar voren hoe de opgenomen gegevens te verwerken. Tot 1978 is de kaartering steeds uitgevoerd met behulp van de rol- transporteur en de coördinatograaf, maar met de aan schaf van de Reg-Elta in 1978 is tevens een 64k DCS- computer met een DCS-automatische tekentafel aange schaft, om zowel in de buiten- alsook in de binnendienst optimaal van de aanwezige hulpmaterialen gebruik te maken. De opname Momenteel heeft de Geo Meetdienst in de buitendienst de beschikking over 14 tachymeters, waarvan er 4 zelf- registrerend zijn (2 stuks Wild-Distomat, 1 Zeiss-SM II, 2 stuks Beatle, 5 stuks Zeiss-Elta 4, 2 stuks Reg-Elta 14, 1 Zeis-Elta 20, 1 Zeiss-Elta 2). Deze tachymeters worden ingezet bij: a. Situatiemetingen in zowel binnensteden, bebouwde kommen, maar ook in landelijk gebied. b. Kadastrale metingen voor GBKN, hermetingen en akteposten. (Bij opdrachten voor het Kadaster wordt o.a. gemeten volgens Systeem Detailmeting '76.) c. Uitzettingen van assen van wegen, rooilijnen, leidin gen enz. Bij deze uitzettingen wordt d.m.v. een extra opname, de uitzetting gecontroleerd en vergeleken met de originele matentekening via uitprinting en eventueel plotting. d. Ook wordt de tachymeter gebruikt bij hoogteme tingen van geaccidenteerde gebieden. Door een spe ciaal programma kunnen inhouden via de computer worden berekend. Hiertoe worden de richtings-, afstands- en verticale hoekgegevens tachymetrisch opgenomen en in het rekensysteem ingevoerd. Omdat vrijwel altijd wordt gemeten en uitgezet in het RD-coördinatensysteem, wordt, bij grotere objecten, zo als de inmeting van binnensteden, grote uitbreidingen e.a., eerst de hoofdgrondslag aangebracht (daarna wordt begonnen met het echte detailmeten, c.q. uitzet ten). De afstanden worden daarbij altijd elektronisch ge meten, en over het algemeen wordt de hoekmeting nog gedaan met een theodoliet, behalve daar waar meteen een tachymeter met zeer grote nauwkeurigheid, zoals de Elta 2 en de Elta 20, wordt ingezet. Bij uitzettingen in een uitbreidingsplan betekent dit dat, nadat de hoofdgrondslagpunten in het terrein zijn aan gebracht, deze worden berekend. Aan de hand daarvan worden de uitzetgegevens (nulrichting, horizontale hoek en afstand) bepaald. NGT GEODESIA 82 De hoofdpolygonering wordt dus meestal afzonderlijk gemeten en genoteerd; ook de berekening geschiedt meestal niet met de grote computers maar met een HP zakrekenmachine, waarna deze grondslag als een aparte unit in bestandvorm wordt opgeslagen. De werkwijze bij situatieopnamen gaat na het aan brengen van de hoofdpolygonering als volgt: Eerst wordt op een vast punt of tussenpunt opgesteld; daarna wordt de meting gestart. Begonnen wordt met het in brengen van diverse administratieve gegevens, on geacht of de registratie geautomatiseerd plaatsvindt danwel, afhankelijk van de te gebruiken apparatuur, gebruik moet worden gemaakt van formulieren. Zowel het formulier alsook de programmatuur van de zelf- registrerende tachymeters hebben eenzelfde „kolom indeling" (zie figuur 1). kolom 1 2 cijferig rekencodekolom kolom 2 4 cijferig correctiekolom kolom 3 2 cijferig tekencodekolom kolom 4 4 cijferig puntnummer Daarna volgen de kolommen voor de opnamegegevens van de punten. De eerste vier kolommen moeten bij het werken met for mulieren worden ingevuld, en bij het werken met een zelfregistrerende tachymeter ingesteld. Zoals gezegd, wordt de opname begonnen met de registratie van de z.g. administratieve gegevens. Hier voor worden de nos. 10-39 van de 99 beschikbare nummers van de rekencodes gebruikt. Voorbeeld: we beginnen op de eerste regel met code 10 (rekencode kolom), wat betekent dat hierachter in de kolommen 3 en 4 de datum moet worden ingevuld of op het formulier ingeschreven. Tweede regel: code 11 betekent dat in de tweede kolom het toestelnummer wordt ingevuld en in de vierde kolom de kalibratiecorrectie. Derde regel: code 13; in de kolommen 3 en 4 het veld werknummer met een maximum van zes cijfers. Vierde regel: code 15; in kolom vier het nummer van het vaste punt (standplaats). Vijfde regel: code 16 als is opgesteld op een standplaats tussen vaste punten enz. Code 30: opname oriëntering. In de vierde kolom wordt het nummer genoteerd (geregistreerd) en daarna volgen de meetgegevens. De codes 15 of 16 en 30 behoren eigenlijk al tot de meting, terwijl code 30 meestal tweemaal achter elkaar wordt gebruikt ter controle en voor een beter resultaat (gemiddelde). Voor de eigenlijke puntenmeting heeft Geo Meetdienst gekozen voor een puntcodeopname. Dit betekent dat ieder opgenomen punt is betrokken bij een reken- en tekencode. Over het algemeen hoort daarvoor bij ieder opgenomen punt een rekencode (1e kolom) en een tekencode (3e kolom). Er is mogelijkheid voor het aanbrengen van 99 verschillende reken- en tekencodes. Van de rekencodes worden er 30 gebruikt, zoals op het lijstje in de eerste kolom van figuur 1 is te zien. Er zit een bepaalde opbouw in de rekencodes; de opvol gende nummers staan met elkaar in verband. Naast de rekencodes worden tekencodes gebruikt om een automatisch uitgetekende kaart te kunnen vervaar- 263

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1982 | | pagina 17