CODERING m.b.t.
VERPLICHTE CODES
FACULT
vaak gebruikt
IXTIEVE CODES
aanvullend
Begin meetprocedure
30: instrument type
Standplaats identificatie
polygoon definitie
31: instrument/reflector-hoogte
61: standplaats identificatie
67: oriënterings identificatie
72: polygoon richtingsidentificatie
73: einde polygoon- en oriënteringsmeting
66: azimuth van een richting (i.p.v. 67)
71: controle oriëntering
detailmeting
50(51): aanpassing reflectorhoogte
offsetwaarden
9^ (m.b.t. excentrische opname)
Grafische definities
201 -j
i r keuze van het betreffende laag
2^ J (datatype)
301 keuze van het te gebruiken (statische)
symbool
364
701 (702): begin (einde) van een lijn
401-464: keuze dynamisch symbool
(schaalfactoren lengte/breedte)
501 -564: keuze dynamisch symbool
(schaalfactoren lengte/breedte oorsprong/
oriëntering symbool)
711—714: definitie cirkelboog
721—725: definitie cirkel
730—742: definitie gladde kromme
Overige
82: einde meetprocedure
99 verwijderen voorgaande blok
Schema 2
5. Praktische ervaringen in projecten
De toepassing van het systeem zal hier aan de hand van
een drietal projecten worden toegelicht.
5.1 RONDWEG SNEEK
Het project „Rondweg Sneek" is het eerste project dat
bij het bureau met het systeem is uitgewerkt.
Ten behoeve van het ontwerpen van een 3,5 km lange
rondweg is een 500 m brede strook met de Tachymat
opgemeten en zijn er kaarten in de schaal 1 1000 ver
vaardigd.
Wegens de geringe ervaring met lijncoderingen, en om
dat het terrein grotendeels uit sloten bestond (met ge
ringe puntdichtheid), werden in het terrein weinig lijnen
gecodeerd.
De gemeten punten zijn echter in 6 lagen gecodeerd,
vooral met de bedoeling om het interactief aanmaken
van de lijnverbindingen te vergemakkelijken. Het betrof
de volgende lagen:
sloten en greppels;
gebouwen en kunstwerken;
rasters, hekken en heggen;
palen;
putten;
wegkanten.
Elke laag kan afzonderlijk op het beeldscherm worden
opgeroepen. Op deze wijze heeft men bij het interactief
verbinden van de punten op het beeldscherm geen last
van de nabijgelegen punten van andere lagen. Het
werken in een beeld waarin alle punten voorkomen, is te
tijdrovend; het veldwerk moet veel intenstiever worden
geraadpleegd, en vaak moeten de puntnummers op het
beeldscherm worden opgeroepen; men moet constant
met uitvergrotingen werken; dit kost zowel operateur
als computertijd.
Na de bewerking van de situatie zijn de teksten toege
voegd en in een aparte laag opgeslagen.
Figuur 3 geeft een beeld van de puntenplot zoals deze er
direct na de berekening van de detailpunten uitziet; dat
wil zeggen zoals in het terrein opgemeten en gecodeerd.
Figuur 4 geeft het interactief bewerkte eindprodukt
weer.
5.2 BEHEERKAART LEIDINGEN
Bij het project „Beheerkaart Leidingen" van de gaslei
ding Marum - Grootegast was het streven erop gericht
om zoveel mogelijk complete informatie in digitale vorm
te verkrijgen. Hiervoor is een speciale lagentabel oftewel
een datatypetabel ontworpen, waarin verschillende la
gen zijn gedefinieerd (zie schema 3.). Er is een onder-
Fig. 3
NGT GEODESIA 82
253