met welke storende factoren moet rekening worden
gehouden en hoe kan eventueel de invloed ervan
worden gecompenseerd;
wat is de beste methode om uit de veelheid van infor
matie de voor een bepaald doel gewenste gegevens
te selecteren;
welke methode kan voor een bepaald doel het beste
worden gekozen;
welke opname- c.q. uitwerkingsapparatuur is voor
een bepaalde behoefte het meest geschikt;
hoe verhouden zich kosten en baten in vergelijking
tot de bestaande methoden, enz.
In het kader van zijn doelstelling heeft het ITC een groot
belang bij het vinden van antwoorden op de genoemde
en nog een aantal verwante vragen. Een onderzoek
programma voor dit doel zou echter de capaciteit van
het instituut verre te boven gaan. Daar kon worden ver
wacht dat ook andere instanties in Nederland voor de
zelfde problematiek belangstelling zouden hebben, werd
door het ITC aan de Minister van Onderwijs en Weten
schappen voorgesteld deze belangstelling te bundelen
en een door meerdere ministeries gedragen onderzoek
programma op te zetten. Dit voorstel werd positief ont
vangen en leidde ertoe dat in 1971 de NIWARS (Neder
landse Interdepartementale Werkgemeenschap voor het
Applicatie-onderzoek van Remote Sensing-technieken)
werd ingesteld.
Uit de z.g. beleidsruimte werd een bedrag ter beschik
king gesteld voor een vijfjarig onderzoekprogramma dat
zou moeten uitmonden in een advies aan de regering
omtrent de praktische toepasbaarheid van de diverse
technieken voor Nederland. Het onderzoek werd uitge
voerd in een aantal deelprojectgroepen, gericht op speci
fieke vakgebieden, waaraan door een groot aantal
diensten, universiteiten en hogescholen werd meege
werkt. In 1977 werd een eindrapport uitgebracht dat er
toe leidde dat de vier meest belanghebbende ministeries
de samenwerking voortzetten in de BCRS (Begeleidings
commissie Remote Sensing). In deze commissie neemt
de Rijkswaterstaat het leeuwedeel van het werk en het
budget voor zijn rekening.
Door de gerichtheid op Nederland waren de resultaten
van het NIWARS-onderzoek voor het ITC minder rele
vant dan aanvankelijk werd gehoopt. Op andere wijze
kon echter in deze leemte worden voorzien. In 1972 werd
door de staf van het ITC medewerking verleend aan de
interpretatie van radarbeelden van Colombia, later
gevolgd door soortgelijke medewerking aan grotere pro
jecten in Colombia en Brazilië. Eveneens in 1972 kwa
men de eerste MSS-beelden van de door NASA gelan
ceerde ERTS (later LANDSAT genaamd) -satelliet ter
beschikking. Dit had enkele verrassende gevolgen.
Voor het ITC betekende dit, dat veel eerder dan werd
verwacht en voor een relatief zeer lage prijs, MSS-
materiaal voor experimenten kon worden verkregen.
Daar ditzelfde uiteraard ook gold voor de ontwikke
lingslanden, ontstond vrij plotseling van die zijde een
grote vraag naar voorlichting over en opleiding voor het
gebruik van dit materiaal. Dank zij een verhoogde in
spanning van een aantal stafleden is het ITC erin
geslaagd om binnen een beperkt aantal jaren aan deze
vraag op redelijke wijze te kunnen voldoen, zodat thans
het onderwerp Remote Sensing een vast onderdeel is
van de cursussen in beeldinterpretatie, waarnaast regel
matig een aanvullende cursus in dit onderwerp voor oud
studenten wordt gegeven.
NGT GEODESIA 82
Een ander gevolg van de snelle verspreiding van
LANDSAT-materiaal was dat de firma's, die op kosten
van de militaire budgets de apparatuur en de verwer
kingsmethoden hiervoor hadden ontwikkeld, nu pro
beerden deze voor goed geld aan de potentiële gebrui
kers te slijten, waarbij ze zich baseerden op de voordelen
die er op theoretische overwegingen mee zouden kun
nen worden bereikt, hoewel daarvoor het bewijs in de
praktijk nog niet was geleverd.
Het ITC heeft het tot zijn taak gerekend hiertegen een
tegenwicht te vormen door het organiseren van een vier
tal seminars voor beleidsambtenaren van de betrokken
instanties, waarbij wordt getracht op realistische wijze
de voor- en nadelen en de consequenties van de investe
ringen naast elkaar te zetten.
Dit historische overzicht is niet de plaats om op de tech
nische aspecten in detail in te gaan. Niet onvermeld mag
echter blijven dat in 1974, in het kader van de ruimte
vaartactiviteiten van Nederland, door de Minister voor
Wetenschapsbeleid werd gevraagd om een advies over
een mogelijke maatschappelijk relevante toepassing er
van. Gebaseerd op ideeën van Hempenius kwam een
voorstel voor ARTISS (Agricultural Real Time Imaging
Satellite System) tot stand dat t.o.v. LANDSAT een
aantal voordelen zou kunnen opleveren. De belangrijkste
hiervan zijn:
een aan boord aanwezige computer kan een voor
bewerking van de waarnemingen uitvoeren, waar
door de ontvanger een voor zijn doel geselecteerd en
gemakkelijk te verwerken pakket gegevens ontvangt;
door het inbouwen van een speciale code kan slechts
het land, waarboven de satelliet zich bevindt, de
opgenomen gegevens ontvangen;
door deze gegevens direct terug te zenden, kan van
eenvoudige ontvangstapparatuur gebruik worden
gemaakt;
de opdrachten aan de satelliet laten ruimte voor het
kiezen van het gewenste onderscheidingsvermogen
en van de te gebruiken spectrale banden;
door drie satellieten in tandem te lanceren, kan een
temporele resolutie van twee dagen worden gereali
seerd, waardoor de kans op het vermijden van
storende wolkenformaties wordt vergroot.
Om verschillende, waaronder financiële, redenen heeft
de regering gemeend van realisering van dit project te
moeten afzien. Interessant is, dat een aantal van de hier
boven zeer summier aangegeven eigenschappen in later
elders gelanceerde voorstellen werden overgenomen.
Overziet men de ontwikkeling van de foto-interpretatie
gedurende de afgelopen 25 jaar, dan kan ongetwijfeld
van een belangrijke vooruitgang worden gesproken.
Mede ten gevolge van de moderne technische mogelijk
heden is echter het eind van die ontwikkeling nog lang
niet bereikt. Veel onderzoek en ervaring zal nodig zijn om
het stadium te bereiken dat voor een bepaald doel, of
voor de combinatie van een aantal doelstellingen, met
enige zekerheid te voorspellen is, welke methode op de
meest efficiënte wijze de gewenste resultaten met een
gewenste mate van betrouwbaarheid en met een mini
mum aan complementaire terreinwaarnemingen, zal
kunnen leveren. Het is te verwachten dat voor de
komende periode op dit gebied de grootste inspanning
zal moeten worden geleverd.
9. Besluit
Deze geschiedschrijving omtrent de periode 1957-1982
293