Luchtvaart Afdeling (LVA) in Soesterberg zou hiervoor
een gebied bij De Bilt fotograferen. Deze proef is niet
doorgegaan, maar het contact met de LVA was gelegd.
In 1921 werden werkelijk proefopnamen aan de Militaire
Verkenningen afgeleverd. De verkenningsresultaten
hiermee waren gunstig, zodat daarna de LVA van 1922
tot 1932 jaarlijks een gebied van 250 km2 fotografeer
de. De negatieven waren lang en smal 6 x 25 cm)
en overlapten elkaar langs de lange kant voor 50%.
De stereoscopie werd niet benut; de negatieven werden
op elkaar gelegd en versneden, waarna ze met 10 a 15
stuks aan elkaar werden gemonteerd en afgedrukt op
papier. Wegens het bobbelen van de negatiefstrookjes
was het beeld van deze z.g. strokenfoto's niet altijd over
al scherp.
De verkenner kon door het gebruik van de strokenfoto's
veel terreinwerk besparen, omdat alle topografie al op de
foto stond. Hij behoefde dus slechts wat aantekeningen
op de foto te maken en kon dan op kantoor de topografie
in zijn kaartminuut intekenen.
c. Fotogrammetrische proeven 1927-1930
In 1925 werd de Triangulatie Commissie ingesteld, welke
een coördinerende taak kreeg ten aanzien van de metin
gen door het Kadaster, de Militaire Verkenningen en de
Militaire Landmeters Organisatie.
Al zeer snel werd ook een Subcommissie Photogramme-
trie gevormd, welke moest uitzoeken op welke wijze
topografische kaarten op basis van luchtfotogrammetrie
zouden kunnen worden vervaardigd. De subcommissie
kwam onder leiding van H. F. van Riel, lector in Wage-
ningen, toentertijd een van de pioniers op het gebied van
de fotogrammetrie.
Deze experimenteerde in 1926 bij Wageningen met de
ontschrankingsmethode. Naar aanleiding van de posi
tieve resultaten daarvan besloot de subcommissie een
uitgebreidere proef met de ontschrankingsmethode te
doen, waarbij alle aspecten van het verwerken van foto
tot kaart zouden worden onderzocht. Deze proef, be
kend onder de naam Proef Hilvarenbeek" werd in 1927
en 1928 uitgevoerd.
Er werd een gebied van 30 km2 op twaalf foto's gefoto
grafeerd door de LVA, met een Zeiss camera f 21 cm,
op de schaal 1 20 000. De ontschrankingen werden ge
maakt op het ontschrankingsapparaat Roussilhe, dat de
LVA in 1926 had aangeschaft. De ontschrankingen wer
den belicht op glazen platen, voorzien van fotografisch
papier. De gehele topografie moest daarna, zeer om
slachtig, met behulp van ruitennetten in potlood worden
overgebracht op gewapend papier. Dit minuutblad werd
vervolgens in het terrein verkend en ten slotte fotolitho-
grafisch gereproduceerd.
De commissie kwam tot de conclusie dat kaartenmaken
op deze wijze wel mogelijk was, maar veel tijdrovender
dan bij toepassing van de bestaande methode, geba
seerd op de kadastrale kaart. (De betere homogeniteit
werd geheel buiten beschouwing gelaten.)
Vervolgens voerde de subcommissie nog twee proeven
uit, nu met de dubbelbeeldmethode: de Proef Den Hout
in 1929, waarbij de uitwerking plaatsvond met een Wild
Autograaf, en de Proef Oosterhout in 1930, met de
Aerokartograph van Hugershoff. De beide proeven
waren een volledig succes, zowel wat betreft de nauw
keurigheid als de economie.
Op grond van de proeven werd al in 1930 bij ministeriële
beschikking tot invoering van de fotogrammetrie als
grondslag voor de nieuwe topografische kaarten beslo-
NGT GEODESIA 82
ten. In feite werd dit besluit reeds genomen voordat de
derde proef zelfs nog maar was begonnen! De werkelijke
invoering van de fotogrammetrie moest nog even wach
ten tot de reorganisatieperikelen voorbij waren. Wel wer
den alvast fondsen aangevraagd voor de aankoop van
een Wild-camera en een autograaf.
En zo zag het ernaar uit dat de nieuw te vormen Topo
grafische Dienst voortaan topografische kaarten zou
gaan maken, gebaseerd op de dubbelbeeldmethode.
Door het zeer plotselinge overlijden van Van Riel, 30 april
1931, en het optreden in 1932 van Schermerhorn, zou er
echter een zeer rigoureuze wijziging in de plannen
worden aangebracht.
3. Ontwikkelingen 1932-1982
Een halve eeuw kaarteringsgeschiedenis laat zich niet in
enkele alinea's comprimeren. Daarom in de volgende
punten slechts een summiere en daardoor noodzakelijk
onvolledige weergave van de evolutie in de toegepaste
technieken. Een evolutie inderdaad, geen revolutie,
want wanneer men alle veranderingen en vernieuwingen
de revue laat passeren, blijkt dat veel van de waarlijk niet
geringe verbetering in nauwkeurigheid en produktiviteit
te danken is aan een gestaag voortbouwen op oude prin
cipes en een steeds voortgaande reeks van verbeterin
gen in apparatuur en verfijning van de methodologie.
Tot de wezenlijke veranderingen bij de TDN moeten
worden gerekend: de invoering van de fotogravure in
1960, de blokvereffening, de differentiële ontschranking
en voor de toekomst waarschijnlijk de digitale techniek.
Richtingbepalend voor de fotogrammetrie bij de TDN is
echter geweest de, onmiddellijk na het ontstaan van de
dienst, op advies van Schermerhorn doorgevoerde over
gang naar de enkelbeeldmethode.
Het is wonderlijk te bedenken dat, wanneer Van Riel
langer zou zijn blijven leven, de ontwikkeling van de
techniek bij de TDN waarschijnlijk langs volslagen
andere lijnen was verlopen.
a. Van dubbelbeeld naar en kei beeld
Na het onverwachte overlijden van Van Riel werd, voor
de praktische realisering van de in 1930 aangenomen
plannen, contact gelegd met de jonge Schermerhorn,
hoogleraar in Delft. Deze had juist in 1931 bij de Meet
kundige Dienst van Rijkswaterstaat (MD) de enkelbeeld-
fotogrammetrie ingevoerd voor de samenstelling van de
Rivierkaart, en stond in het geheel niet achter de opvat
tingen van de Triangulatie Commissie. Naar zijn mening
was ook voor de vervaardiging van de topografische
kaart 1 25 000 de door hem in praktijk gebrachte tech
niek de meest geëigende. Dubbelbeeldkaartering in vlak
land was duur en langzaam en de voordelen van de ste
reoscopie bij het uittekenen konden ook worden behaald
in de door hem ontworpen stereopantograaf.
Zo werd opnieuw besloten tot een proef, de Proef Geer-
truidenberg, die in een zeer snel tempo in 1932 werd uit
gevoerd. De proef was zo ingericht, dat de resultaten
ook meteen voor definitieve kaartproduktie zouden kun
nen worden gebruikt. Van een gebied van 500 km2
werden door de LVA opnamen op de schalen 1 15 000
en 1 20 000 gemaakt en deze werden door personeel
van de TDN op apparatuur van de TH, MD en KLM uit
gewerkt.
De uitkomsten van de proef waren, hoe kan het anders,
in alle opzichten gunstig, zodat nog in 1932 werd beslo
ten op deze wijze voort te gaan. De bestelling van de
Wild-autograaf werd geannuleerd; in plaats daarvan
301