opgespoord en van de juiste codering voorzien. Ook worden hoogten van sommige objecten (bossen, bebou wing) met eenvoudige parallaxmeters gemeten. De op de luchtfoto aangegeven interpretatiegegevens worden overgenomen op speciaal samengestelde basis- kaarten, z.g. manuscripten. Dat zijn maatvaste transpa rante overlays op de kaart 1 50 000, waarvan de blad- grenzen samenvallen met meridianen en parallellen in het WGS-systeem. De topografie, welke op de onder liggende kaart zichtbaar is, dient om de gegevens op de juiste plaats op de overlay te kunnen intekenen. In de volgende stap worden alle op de manuscripten in getekende elementen en de daarbij horende coderingen gedigitaliseerd. Na controle en aansluiting met de naast liggende manuscripten volgt ten slotte de transformatie naar WGS-coördinaten en de omzetting naar het voor geschreven standaardformaat. De hoogtematrix ontstaat door de hoogtelijnen van de kaart 1 50 000 manueel te digitaliseren. In ons vlakke land is dat goed uitvoerbaar; in meer geaccidenteerde landen als Noorwegen en Duitsland worden hiervoor au tomatische digitisers (scanners) ingezet. In de vlakke ge bieden worden, als steun voor de volgende interpolatie, globale hulphoogtelijnen aangebracht. De gedigitaliseer de hoogtelijnen worden in de computer omgezet in geo grafische WGS-coördinaten, waarna door interpolatie in vier richtingen de hoogte van de matrixpunten wordt berekend. Voor het omzetten van de grafische en alfanumerieke in formatie van de manuscripten in digitale vorm is sinds 1978 een interactief grafisch systeem Intergraph met twee werkstations in gebruik. De digitale gegevens van het topografiebestand worden per manuscript op mag neetband afgeleverd; inlevering van de hoogtegegevens geschiedt per geografisch graadblok van 1° x 1°. Voor de terreinanalyse maakt men gebruik van de voor de topografische kaartering beschikbare luchtfoto's 1 18 000, aangevuld met nieuwe fotografie 1 35 000 (camera Wild RC 10; f 8,8 of 15, 2 cm), voor die ge bieden waar de kaarteringsfoto's ouder zijn dan drie jaar. Sinds het medio 1981 beschikbaar komen van de foto grafie 1 18 000 van het hele land, ten behoeve van het Project Bebouwing, is uiteraard met de fotografie 1 35 000 gestopt. In het kader van het DTM-project is ook een obstakel archief tot stand gekomen, waarin van obstakels als masten, torens, schoorstenen e.d. de ligging en de hoogte zijn opgenomen. De gegevens hiervoor werden gedeeltelijk uit externe informatie en gedeeltelijk uit eigen terrestrische en fotogrammetrische rrjetingen ver kregen. De uitvoering van het project nadert nu zijn voltooiing. De problematiek van de bijhouding is momenteel onder werp van studie. Er wordt naar gestreefd de inhoud van de data base zodanig met extra topografie aan te vullen, dat de gegevens ook voor andere doeleinden kunnen worden benut. c. Het Project Bebouwing Bij dit project, waarmee in januari 1981 werd begonnen, worden uit verticale luchtfoto's op de schaal 1 18 000 voor alle 774 Nederlandse gemeenten de grondopper vlakten en inhouden van de gebouwen bepaald. Deze gegevens zullen worden gebruikt voor de vaststelling van nieuwe normen voor de uitkeringen, die jaarlijks door het rijk aan de gemeenten worden gedaan uit het z.g. Gemeentefonds. NGT GEODESIA 82 De realisering van het project werd door de Ministeries van Financiën en Binnenlandse Zaken in 1981 aan de TDN opgedragen. Tevoren waren door KLM Aerocarto, in opdracht van een ambtelijke werkgroep, al enkele proefprojecten uitgevoerd, waarbij de TDN als technisch adviseur was betrokken. Het overgrote deel van de uit voeringswerkzaamheden van het project is uitbesteed aan twee particuliere bedrijven: KLM Aerocarto en het ingenieursbureau FUGRO. De leiding, coördinatie, con trole en financiering berusten bij de TDN. Als eerste fase zijn in 1981 van het hele land luchtfoto's 1 18 000 opgenomen. Het jaarlijkse luchtopnamepro gramma voor de normale topografische kaartering werd in dit landelijk project geïntegreerd. Bij de uitwerking wordt eerst een foto-interpretatie uit gevoerd, waarbij de begrenzingen van de bebouwde kommen aan de hand van de ontworpen specificaties worden vastgesteld. Daarna worden in stereokaarteer- apparaten (Wild A8, Wild Aviomap, Kern PG2) de X-Y-Z-coördinaten van de dakhoeken van de binnen de bebouwde kommen aanwezige gebouwen digitaal gere gistreerd. Basis voor de inpassing van de modellen zijn natuurlijke paspunten, waarvan de coördinaten worden gevonden door digitalisering vanaf de bestaande topografische kaarten op de schaal 1 10 000. Voor de nivellering kan meestal worden aangenomen, dat het terrein vlak en horizontaal is, omdat slechts de hoogten van de daken boven het maaiveld van belang zijn. Deze methode van grondslagbepaling is snel en goedkoop en voor het gestelde doel voldoende nauwkeurig, maar heeft uiter aard tot gevolg dat de toepassingsmogelijkheid voor andere kaarteringen erdoor is beperkt. Uit de geregistreerde coördinaten berekent de computer de grondoppervlakten en inhouden van de binnen de bebouwde kommen gelegen gebouwen. De eindproduk- ten van het project zijn staten, kaarten en digitale bestanden. In de staten is per gemeente en per bebouw de kom de totale grondoppervlakte en de totale inhoud van de bebouwing vermeld, plus de totale oppervlakte van de bebouwde kommen en enkele afgeleide gege vens (gemiddelde bebouwingshoogte en bebouwings graad). De kaarten (1 10 000; gestandaardiseerde blad indeling) dienen slechts als visualisering van de geprodu ceerde cijfers; ze tonen alleen de opgemeten gebouwen en de kom- en gemeentegrenzen. Verreweg het belangrijkste eindprodukt, vooral met het oog op de latere periodieke bijwerking van de gegevens en het aanbrengen van mutaties ten gevolge van ge meentegrenswijzigingen, is het digitale bestand, waarin van alle gemeten gebouwen de coördinaten en maai veldhoogten zijn opgenomen. Om de uitwisselbaarheid van de gegevens te waarbor gen, is het bestand uitgevoerd in het Standaard Uitwis- selings Formaat voor kartografische gegevens (SUF), zoals dat in 1980 door de Kontaktgroep Automatisering van de Nederlandse Vereniging voor Kartografie werd gepubliceerd. Controle van de metingen door de TDN vindt plaats door van steekproefgebieden de bebouwing fotogramme- trisch na te meten. De kaarten worden gecontroleerd aan de hand van de geïnterpreteerde luchtfoto's en de afgeleverde bestanden worden ingelezen, incidenteel nagerekend en gedupliceerd. Alle gegevens moeten uiterlijk 31 december 1982 beschikbaar zijn. De perio dieke herziening van het materiaal is in voorbereiding. Het project heeft een aantal interessante aspecten: 311

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1982 | | pagina 29