6. INIiet-topografische toepassingen van de foto- grammetrie Onder deze rubriek valt een grote diversiteit van toe passingen. Een aantal daarvan heeft een eenmalig karak ter, doch andere worden regelmatig gebruikt. Hier zal worden volstaan met een korte opsomming van de be langrijkste toepassingen zoals: het meten van de beweging van kleine deeltjes in een nevelkamer, waarbij voor de opname en de recon structie gebruik wordt gemaakt van dezelfde, in convergent-positie opgestelde, kleinbeeldcamera's (RU Groningen); het fotograferen van satellieten tegen de achtergrond van de sterrenhemel en het daaruit afleiden van de richting (TH Delft); het bepalen van kogelbanen, waarvoor ballistische camera's van Wild worden gebruikt (onderzoek- afdeling van het leger); het bepalen van oppervlakteruwheid van scheepshui den (TH Delft); het vastleggen van de verspreiding van afvalwater bij lozingen op de Noordzee (Rijkswaterstaat); studie van scheepsbewegingen o.a. bij de tewater lating, in sluizen e.d. (Rijkswaterstaat); studie van deformaties van dijkmodellen (Waterloop kundig Lab.); metingen van golfhoogten en -richtingen; opnemen en tekenen van scheepswrakken gevonden in de IJsselmeerpolders; studie van de invloed van luchtvervuiling op cultuur monumenten; metingen ten dienste van de plastische chirurgie; het leveren van bewijsmateriaal bij juridische pro blemen; het opnemen en uittekenen van cultuurmonumen ten, zoals beelden, gebouwen, enz.; het vastleggen van situaties bij archeologisch onder zoek, enz. Aanvankelijk was zowel het ontwerpen van de te gebrui ken methoden en instrumenten, als het uitvoeren van de metingen, hoofdzakelijk in handen van die organisaties die daarvoor uit anderen hoofde waren toegerust (bijv. de Afdeling Geodesie van de THD, de Meetkundige Dienst). Daar waar de ontworpen methoden succes had den, werden zij door de gebruikers overgenomen en aan hun arsenaal van meetmethoden toegevoegd. Dat de fotogrammetrie zich buiten de toepassingen voor kaarteringen een vaste plaats heeft veroverd, wordt het best geïllustreerd door het feit dat sedert 1970 een op dit gebied gespecialiseerd particulier bureau actief is. Dit bureau, ,,De Waal Archifoto BV" te Hattem, beweegt zich thans hoofdzakelijk op het gebied van het tekenen van cultuurmonumenten, de plastische chirurgie en enkele industriële toepassingen. 7. Bibliografie, onderwijs, terminologie, enz. In 1961 kwam bij uitgeverij „Argus" te Amsterdam een zeventalige dictionaire voor fotogrammetrie van de pers. Het voorbereidende werk hiervoor werd sedert 1948 ver richt door de Oostenrijkse Vereniging voor Fotogramme trie. De onderneming leek echter in 1956 te zullen stran den door gebrek aan financiële middelen. Dank zij het in grijpen van Schermerhorn is het gelukt een aantal bron nen aan te boren die ten slotte de uitgave mogelijk maak ten. De Nederlandse vereniging was een van de contri buanten voor dit doel. NGT GEODESIA 82 In 1958 nam Schermerhorn het intitiatief voor de uit gave, in de vorm van een kaartsysteem, van een inter nationale Fotogrammetrische Bibliografie, waarvoor Corten in eerste instantie als redacteur werd aange wezen. Als gevolg van de sterk gestegen kosten en het langzamerhand verminderende aantal abonnees werd deze uitgave in 1977 beëindigd. Deze beslissing werd gemakkelijker, daar zich voor de continuïteit een goed alternatief aandiende door incorporatie van de bibliogra fie in de reeds bestaande uitgave van „Geo Abstracts", verzorgd door de University of East Anglia te Norwich (UK). Het ITC blijft een deel van het specifiek fotogram metrische materiaal verzorgen. Op het gebied van het onderwijs hebben zich de meest spectaculaire ontwikkelingen voorgedaan bij het ITC. In 1966 verkreeg het Instituut op basis van art. 144 van de Wet op het Wetenschappelijk Onderwijs de status van „Bijzondere instelling voor Wetenschappelijk Onder wijs". Gelijktijdig werd de naam veranderd van „Interna tional Training Centre for Aerial Survey" in „Internatio nal Institute for Aerial Survey and Earth Sciences". Deze verandering hield de erkenning in van het feit dat het grootste deel van het onderwijs zich op post-graduate" niveau beweegt. De gestadige groei van het aantal studenten had tot gevolg dat het in 1956 officieel geopende gebouw aan de Kanaalweg te Delft snel te klein werd. Enkele afdelingen werden ondergebracht in het vrijgekomen gebouw voor Elektrotechniek van de THD, doch dit bood niet meer dan een tijdelijke oplossing. De pogingen om definitief in de ruimtebehoefte te voor zien, resulteerden ten slotte op 13 maart 1970 in een besluit van de Ministerraad, inhoudende dat het ITC naar Enschede zou moeten verhuizen. Daar was een groot kantoorgebouw beschikbaar, waarvoor door het instor ten van de textielindustrie in Twente, geen bestemming meer kon worden gevonden. In augustus 1971 kon de verhuizing plaatsvinden, waarbij de afdeling „Mining Exploration" van het ITC in Delft achterbleef om de vruchtbare samenwerking met de afdeling Mijnbouw kunde van de THD te kunnen voortzetten. Ruim een jaar later kwam in Enschede een nieuw studentenhuis ge reed, waaraan naast 310 studentenkamers (met een capaciteit van ca. 400 bedden), een aantal ruimten voor algemeen gebruik en een aula zijn verbonden. Het genoemde aantal van 310 is in overeenstemming met de capaciteit waarvoor het onderwijsgebouw werd gepland. Parallel hieraan werden de onderwijsactiviteiten van het ITC niet onaanzienlijk uitgebreid. Enerzijds werden nieuwe onderwerpen aan het studiepakket toegevoegd zoals: Mining Exploration (1963), Integrated Surveys (1965), Urban Surveys (1968), Cartography (1971) en Rural Surveys (1972), terwijl een bescheiden begin is ge maakt met het organiseren van opfrissingscursussen voor oud-studenten die het ITC reeds enige tijd hebben verlaten, doch onvoldoende mogelijkheden hebben ge had op de hoogte te blijven van nieuwe ontwikkelingen op hun vakgebied. Anderzijds werd het niveau van het onderwijs aangepast aan de behoeften door het organi seren van vervolgcursussen die, na het schrijven van een thesis, de student de mogelijkheid bieden tot het behalen van een Master's Degree. Aan de regelmatige groei van het ITC werd in 1972/1973 een halt toegeroepen door het besluit van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking om het beschikbare geld voor het internationaal onderwijs in Nederland 291

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1982 | | pagina 9