Voor de invoer van de metingen in het systeem wordt gebruik gemaakt van het ponsconcept metingen, dat in figuur 6 verkleind is weergegeven. De buitenman zal de metingen zoveel mogelijk direct op dit formulier noteren. Na verponsing worden de metingen opgenomen in het projectbestand metingen. Daarnaast worden de metingen, die zijn opgenomen met zelfregistrerende apparatuur, via een uitleesapparaat rechtstreeks ingelezen en aan het projectbestand metin gen toegevoegd. De aanvullende metingen, zoals blok- maten en controlematen, worden dan via het pons concept ingebracht. Met het Systeem Detailmeting '76 kunnen op dit ogen blik negen verschillende meetconstructies worden ver werkt. Deze zijn alle geïntegreerd in het ponsconcept metingen. Aan de rechterkant van het formulier zijn de meetconstructies schematisch afgebeeld. In deze afbeel dingen is aangegeven in welke kolommen van het for mulier de puntnummers moeten worden genoteerd (ko lommen hoofdletters P, A, B, C en D) en in welke de waarnemingen (kolommen kleine letters a, b, c, en d). Linksboven de afbeeldingen zijn de rekencodes van de meetconstructies aangegeven. Door het invullen van de rekencode in het formulier legt men de aard van de gege vens in de kolommen vast. In de kolom blz.regel wordt het bladzijdenummer van het formulier ingevuld, gevolgd door het nummer van de regel. Dit bladzijde-regelnummer fungeert als sorteer- sleutel van het projectbestand metingen, met behulp waarvan de volgorde van de berekening wordt bepaald en mutaties in het bestand kunnen worden aangebracht. Het regelnummer wordt met 10 verhoogd, om het tus senvoegen van regels in het bestand mogelijk te maken. Wordt een nieuw detailpunt opgegeven, dan wordt in het formulier een kwaliteitsmerk voor dit punt ingevuld. In figuur 7 is als eerste meetconstructie de polaire meting met een in coördinaten bekend opstelpunt, de z.g. vaste standplaats, schematisch weergegeven.De oriëntering van de voerstralen wordt vastgelegd door het meten van minimaal één en maximaal drie aansluitingsrichtingen naar in coördinaten bekende punten. Deze aansluitingsrichtingen worden vereffend volgens het tweede standaardvraagstuk, waarna de correcties aan de richtingen worden getoetst met behulp van w-grootheden. Een w-grootheid wordt verkregen door de correctie aan een waarneming te delen door de stan daardafwijking van die correctie. Deze methode van toetsen is de beste methode voor de beoordeling van de enkele waarneming. De correctie aan een waarneming moet voldoen aan een tolerantie, die gelijk is aan 2,61 maal de standaardafwij king van de correctie. Deze waarde 2,61 is de kritieke waarde van de normale verdeling met een standaardaf wijking van 1 en een kans van 9%odat een goede waar neming ten onrechte wordt verworpen. Wordt voor een richting de tolerantie overschreden, dan wordt dit gemeld in de signaallijst van het rekenprogram ma, waarbij tevens de waarden voor de correctie, de to lerantie en de w-grootheid worden uitgeprint. De betref fende meting wordt echter wel verwerkt. Bij een ernstige toleransoverschrijding treedt een weg- werpprocedure in werking. De waarneming met de grootste w-grootheid wordt dan verworpen, als zijnde de 201 Fig. 6. Ponsconcept metingen. 204 onbekende oriëntering van de richtingsmeting vereffening toepassing tweede standaardvraagstuk toetsing correcties aansluitingsrichtingen w-grootheid correctie standaardafwijking correctie tolerantie 2,61 x standaardafwijking correctie SIGNAALLIJST REKENPROGRAMMA VASTE STANIiPLAATS 202 E'LZREG25270 RICHTPUNT EPS.R TOL.R W.R 214 -0.045 0.023 5.0 201 0.045 0.042 2.8 204 0.032 0.029 2.9 EPS.R correctie aan een aansluitingsrichting TOL.R tolerantie voor die correctie W.R w-grootheid voor die correctie Fig. 7. Polaire meting met vaste standplaats. 356 NGT GEODESIA 82 vasie standplaats je standplaats meetlijn i IPunt 30 31 rechthoekige polygoon SYSTEEM DETAILMETING 76 METINGEN project

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1982 | | pagina 10