Terugblik
Reeds een aantal jaren was bij onze dienst de Zeiss
SM 11 in gebruik. Een instrument dat een bijzondere tijd
winst gaf in vergelijking met de toen aanwezige appara
tuur voor tachymetrische opname, nl. de Wild RDH met
horizontale baak. Het werken met deze horizontale baak
was door het toegenomen autoverkeer zo gevaarlijk
geworden, dat deze moest worden opgeborgen in de
antiquiteitenkast.
Met het in gebruik nemen van de Zeiss SM 11 werd
reeds een enorme sprong voorwaarts gemaakt. Niet
alleen de polygoonzijden konden snel worden gemeten,
ook de tachymetrische opname was met de SM 11 echt
aantrekkelijk geworden. De gegevens moesten echter
nog worden afgelezen en uitgeschreven, of ingesproken
op een cassetterecorder. Minder plezierig was, dat het
bandje moest worden beluisterd en de meetcijfers op de
tafelcomputer ingetoetst.
Een nieuw tijdperk
Een nieuw tijdperk doet zijn intrede met het in gebruik
nemen van de Elta 2, een zelfregistrerende, reducerende
tachymeter.
Hoe gaat dat nu in z'n werk? Zoals gezegd, betreft het
hier een zelfregistrerende tachymeter. De gegevens wor
den opgeslagen in een halfgeleidergeheugen (MEM).
Door gebruik te maken van de programma's van de inge
bouwde computer, kunnen de gemeten afstanden wor
den gecorrigeerd op helling en vergrotingsfactor. Een
microprocessor bestuurt en controleert de inwendige
metingsprocedure en regelt tevens de verdere gegevens
verwerking in het instrument.
Aflezing van de rand vindt plaats via elektro-optische
weg. Een af leesfout is dus uitgesloten. De gegevens uit
het ,,MEM" worden verwerkt met behulp van de data-
converter (DAC 100), die dienst doet als schakel tussen
de Elta 2 en de computer (HP 9845 T). Ten slotte geeft
de DCS-tekentafel het eindresultaat, de kaart. Vooraf
wordt eerst een ,,proefplot" van de opname gemaakt.
Aan de hand hiervan kunnen eventuele fouten worden
gecorrigeerd.
De opname
Hoe verloopt nu de detailmeting? Het terrein wordt eerst
globaal verkend om een idee te krijgen van wat er moet
worden gemeten en waar de standplaatsen van het
instrument moeten komen. Er moet bijvoorbeeld op
worden gelet hoe de aanmeting van een bepaalde lijn
(gevel, raster, bomenrij) in een volgende standplaats kan
worden overgenomen. De standplaatsen behoeven on
derling niet zichtbaar te zijn, maar moeten wel bekend
zijn of bekend kunnen worden gemaakt in het stelsel van
de Rijksdriehoeksmeting. In het systeem van de ge
meente Hilversum is het mogelijk een meting te ver
richten van een gebouw vanuit drie standplaatsen. De
meting kan later als één geheel worden gekaarteerd.
Hoewel het mogelijk is tijdens de meting in de verschil
lende standplaatsen tevens een veelhoeksmeting uit te
voeren, wordt dit niet gedaan. De grondslag wordt voor
af gelegd en berekend. Voordeel hiervan is dat het werk
gemakkelijk kan worden onderbroken om even een
ander „klusje" tussendoor te doen. De samenstelling
van de meetploeg is gelijk gehouden aan die bij de con
ventionele meetmethode (3 mans-ploeg). Het instru
ment wordt bediend door een van de meetassistenten
(waarnemer), de andere meetassistent houdt het prisma
op de te meten punten. Het bedienen van het instrument
vraagt wel enige oefening. De vele schakelaars geven
evenzovele mogelijkheden. Eén keer per dag moet een
controleprogramma uitgevoerd worden.
De waarnemer ontvangt via de walkie-talkie van de
ploegchef de gegevens als lijnnummer, tekencodes en
correctiematen, enz. De ploegchef maakt tijdens de
meting een schets waarop hij de lijnnummers aangeeft.
Zonodig worden met de meetband eigenmaten geme
ten. Wanneer bijv. van een gebouw niet alle hoekpunten
vanuit de standplaats zichtbaar zijn, is het mogelijk die
met eigenmaten in te voeren. Getracht wordt een zo
compleet mogelijke opname te maken. Hoewel met de
ingebouwde mogelijkheden tot het gebruiken van hulp
constructies erg veel direct kan worden gemeten, komt
het toch voor dat een schets „handmatig" moet worden
aangevuld. De tekenaar moet deze aanvullingen dan met
de hand kaarteren.
Het is duidelijk dat het „landmeten" geheel is gewijzigd.
Automatisering brengt enerzijds eentonigheid met zich
mee, anderzijds kunnen steeds terugkerende hande
lingen nu worden vermeden. (Hoe eentonig is vaak ook
het detailmeten met behulp van meetband en prisma.) Er
moet naar worden gestreefd de Elta 2 zo doelmatig
mogelijk in te zetten. Dit kan bijvoorbeeld in combinatie
met de klassieke methode van uitzetten van bouw
blokken in een matenplan. Na de uitzetting wordt de
tachymeter opgesteld op een bekende standplaats en
volgt een opname van de uitgezette punten. Deze op
name kan als controle worden uitgetekend. Indien een
tweede uitzetting noodzakelijk is, bijvoorbeeld nadat de
bouwput is uitgegraven, kan dit met de voerstraal-
methode gebeuren.
Conclusie
Na een paar maanden „geautomatiseerd" meten is de
eerste onzekerheid verdwenen en kan de balans worden
opgemaakt. Als voordelen van het nieuwe systeem kun
nen de volgende aspecten worden genoemd:
de veiligheid van de meetploeg is toegenomen, een
drukke straat behoeft tijdens de meting niet meer
veelvuldig te worden overgestoken;
bij het leggen van de grondslag behoeft geen reke
ning meer te worden gehouden met detailmeetlijnen;
het aantal aan te brengen grondslagpunten is sterk
verminderd;
door de grote nauwkeurigheid van het instrument kan
een vrij lange voerstraal worden gebruikt;
door de grote nauwkeurigheid kan eveneens het aan
tal overlappende detailpunten voor de controle wor
den beperkt;
snelle controle op de meting: 's morgens gemeten
topografie kan tijdens de lunchpauze zichtbaar wor
den gemaakt;
de gevraagde meting kan snel worden geleverd;
bij uitzettingen kan elk gevraagd punt vanuit een cen
trale standplaats snel worden uitgezet;
een „handmatige" uitzetting kan op eenvoudige
wijze worden gecontroleerd.
Als nadeel kan worden genoemd de eentonigheid van
het werk. In de beginfase is deze echter nog niet bij de
meetploeg waargenomen. Wellicht zal het mogelijk zijn,
w.anneer ruimere ervaring is opgedaan, vooral op de
ergonomische aspecten van deze vorm van het bedrijven
van landmeetkunde in te gaan. (Redactie: wie neemt de
pen op?)
364
NGT GEODESIA 82