dacht schenken aan maatregelen, die de gewenste
nauwkeurigheid waarborgen. In dit verband gaat het om
controles, herhalingsmetingen en opstellingseisen. Maar
ook om het op verantwoorde wijze begrenzen van het
gebied, dat men vanuit een opstelling kan opnemen. Het
kadaster stelde voor deze gebiedsbegrenzing gebruiksre
gels op, die door ir. J. Polman in Geodesia 1978, no. 2
werden gepubliceerd. Wij trachten deze regels conse
quent toe te passen.
Een zeer belangrijke bijdrage aan de nauwkeurigheid le
vert natuurlijk de standplaats zelf. Het Gelderse tachy-
metersysteem onderscheidt drie soorten standplaatsen:
de „losse", de „vaste" en de „vrije" standplaats.
De „losse" standplaats bestaat uit een constructie,
die voor kleine aanvullende metingen in de Gelderse
basiskaart wordt gebruikt. Deze basiskaart is een
montage van kaartfragmenten van verschillende oor
sprong. Het accent ligt op de relatieve nauwkeurig
heid. Veel aanvullende metingen worden vanaf één
standplaats verricht. Men meet naast de ontbreken
de situatie in een dergelijk geval twee tot vijf in-
paspunten mee. Die inpaspunten maken het mogelijk
om een „plaatselijke" kaartering in de montage in te
passen.
De „vaste" standplaats is een opstelling op een
grondslagpunt. De oriëntering vergt tenminste één
richting naar een ander bekend punt. Ter verhoging
van de nauwkeurigheid van de oriëntering en ter con
trole van de grondslag, kunnen echter vijf vaste pun
ten (ook torens) in de standplaatsmeting worden
betrokken. De randoriëntering wordt dan als gewo
gen gemiddelde berekend.
Ook in het geval van een „vrije" standplaats laat het
systeem het overtollige meten naar maximaal vijf
punten toe. Bij een dergelijke meting wordt, als test,
in elke mogelijke combinatie van twee punten een
gelijkvormige aansluiting berekend. Per aansluiting
meldt de computer de vergrotingsfactor en de afwij
kingen op de overige punten. Na beoordeling hiervan
kan de operator correcties aanbrengen of doorstar
ten naar een overbepaalde gelijkvormige aansluiting.
Ook bij deze „vrije" standplaats mogen verre richtin
gen worden meegenomen als versterking van de
oriëntering.
In het algemeen is om verschillende redenen een blij
vende grondslag nodig. Die wordt dan los van de tachy-
merische opname gemeten en berekend. Wanneer die
behoefte er niet is, kan de grondslagmeting tijdens de
tachymetrische opname worden uitgevoerd. De betref
fende meetregels worden echter uit de rest van de
meting gefilterd, waarna de grondslagberekening sepa
raat plaatsvindt.
De programmatuur
In elk tachymetersysteem is het programma een belang
rijk onderdeel. Het is de smeerolie, die ervoor zorgt dat
het mengsel van ponsbanden, halfgeleider-geheugens
en mark-sensingkaarten zonder knarsen en piepen een
kaart oplevert.
Het lijkt mij weinig zinvol uitvoerig in te gaan op de
manier, waarop met onze 2700 statements een kaart
wordt vervaardigd. Vaak eenzelfde soort produkt als ook
door anderen wordt vervaardigd, waarbij ieder voor zich
de overtuiging heeft te beschikken over het „slimste"
systeem. Ik wil het programma vooral bezien als een
onderdeel van het systeem dat, evenals andere delen, is
gericht op het bewaken van de kwaliteit en het bevorde
ren van de doelmatigheid.
Ter wille van de kwaliteitsbewaking zijn in ons program
ma controles ingebouwd, die zo diepgaand mogelijk de
werking van de tachymeter controleren, als ook het han
delen van de opnemer, de kwaliteit van de grondslag en
zelfs het optreden van de operator.
Met het oog op de doelmatigheid worden, met behulp
van het programma, eventuele fouten in een zo vroeg
mogelijk stadium opgespoord. Het verwerkingsproces
kan op grond van zo'n ontdekking worden onderbroken
om in te grijpen of terug te koppelen. Soms zal de opera
tor besluiten eerst enkele stappen verder te gaan, omdat
de samenhang tussen verschillende fouten het opsporen
van de oorzaak kan vergemakkelijken.
Veel waarde wordt gehecht aan die vroegtijdige foutde-
tectie in het systeem. Men voorkomt daarmee tijdverlies
door voortzetting van een verwerkingsproces, dat al bij
voorbaat tot mislukken is gedoemd. En, in combinatie
met een dagelijkse verwerking van de metingen, geeft
een vroegtijdige foutdetectie ook de gelegenheid tot
snelle terugkoppeling naar de meetploeg. Hierdoor voor
komt men bijvoorbeeld, dat dagenlang wordt voort-
gemeten met een instrument met ponsstoringen. Ook
bereikt men, dat de meetploeg slippers kan herstellen,
terwijl zij nog aan hetzelfde project bezig is en niet inmid
dels is overgestapt op een project dat 100 km verder ligt.
In zeker opzicht is het programma te vergelijken met een
vangnet, dat geen fout mag doorlaten. Daar zijn echter
beperkingen aan verbonden. Zo kan men per definitie
geen fouten voorkomen, waarvan men het bestaan tevo
ren niet heeft bedacht. En er zijn fouten die men, op
grond van de wet van de verminderende meeropbrengst,
langs het net moet laten zwemmen om ze pas in de
laatste fuik, de proeftekening, op te vangen. Mede door
ervaring geleerd, maakten wij de mazen van het net ge
leidelijk aan zó dicht, dat er nu 35 verschillende fouten in
blijven steken. In groepen verdeeld zijn dat:
coderingsfouten: opnamecodering, lijn- en punt-
codering;
fouten als gevolg van strijdigheid met de logica:
onvolledigheid, dubbel gebruik van puntnummers
enz.;
fouten die betrekking hebben op de nauwkeurigheid:
herhalingsmetingen en grondslag.
Met betrekking tot de laatste groep fouten hanteren wij
grenswaarden die meestal langs empirische weg zijn ge
vonden. Zo toetst het programma herhaald gemeten
richtingen en afstanden op hun onderlinge afwijkingen,
vergelijkt gemeten met berekende afstanden, test de
vergrotingsfactoren van transformaties en vergelijkt de
hoogte van de tweede as, als die uit verschillende refe
rentiepunten is berekend.
Verwerking
Het verwerkingsprogramma draait op een HP 9845T,
een vrij snel rekenapparaat met een werkgeheugen van
187 K. Op een verwisselbare harde schijf bestaat de
mogelijkheid om de metingen van zestien projecten te
registreren en bovendien van ieder project de codering
van zestien deeltekeningen. Het programma is strak
modulair van opbouw en typisch conversationeel. De
operator krijgt zijn aanwijzingen door gerichte en korte
vragen op het beeldscherm.
Alle fouten en ingrepen worden geprint, waardoor van
ieder project een bondig en volledig verslag op papier
352
NGT GEODESIA 82