O
/goo,/
so oo.o./
k 999
9?
99
999?
99
Fig. 2. Veldwerk in Systeem Detailmeting '76.
De grondslagpunten worden per kadastrale gemeente
genummerd. Het nummer van een grondslagpunt ligt in
de serie 100 t/m 9 999.
De kadastrale detailpunten, zoals grenspunten en hoek
punten van hoofdgebouwen, hebben een nummer, dat
is gebaseerd op de structuur van het veldwerkarchief: nl.
kadastrale gemeente- sectie- veldwerk. De punten wor
den per veldwerk genummerd, waarbij zij een volg
nummer van twee cijfers krijgen. Voor het veldwerk is
een nummer beschikbaar, dat in de serie 100 t/m 4 999
ligt.
Het nummer van een topografisch detailpunt of een
hulppunt ontstaat door het betreffende veldwerknum
mer met 5 000 te verhogen. Deze punten zijn in het huidi
ge systeem slechts van belang voor de berekening of
voor de afbeelding op de kaart. Toekenning van een
nummer uit deze serie heeft tot gevolg, dat de punten
niet worden opgenomen in het coördinatenkadaster.
Behalve een nummer wordt aan de punten ook een kwa
liteitskenmerk toegekend. Dit kenmerk wordt gebruikt
bij verschillende toetsingen van de waarnemingen, zoals
die door het systeem worden uitgevoerd. Verder is het
kenmerk van belang bij het bepalen van de betrouwbaar-
heidsstrook van uit te zetten grenzen.
Het kwaliteitskenmerk van een terreinpunt is gebaseerd
op de idealisatienauwkeurigheid van dat punt en op een
aanname van de nauwkeurigheid van de meting, waar
mee het betreffende punt is bepaald.
0,0
Vm
grondslagpunten
kadastrale detailpunten
topografische detailpunten en
hulppunten
veldw. 'volg^
nr. 'nr.
Onder de idealisatienauwkeurigheid van een punt ver
staan we, populair gezegd, de nauwkeurigheid waarmee
twee onafhankelijke waarnemers dat punt in het terrein
kunnen aanwijzen. Het zal duidelijk zijn, dat de aanwij
zing van een hoekpunt van een gebouw in dit verband
minder problemen zal geven dan de aanwijzing van de
snijding van twee sloten.
In figuur 4 zijn voor de kwaliteitskenmerken 1 t/m 5 de
bijbehorende idealisatienauwkeurigheden vermeld, met
een voorbeeld van de aard van de punten.
Voor de nauwkeurigheid van de meting geldt een aantal
aannames, zoals de precisie van 10 mgon voor richting
meting en 1,5 cm voor metingen met een elektronische
afstandmeter. Verder gelden ten aanzien van de metin
gen een aantal verkenningsregels, die betrekking hebben
op het aantal en de ligging van de aansluitingspunten en
op de toegestane lengtes van voerstralen en loodlijnen
voor aanmeting van punten met een bepaald
kwaliteitskenmerk.
kenmerk
idealisatie
nauwkeurigheid
betekenis
aard
1
0 2 cm
zeer goed
buis, grens
steen, hoek
huis
2
2 5 cm
goed
hek
3
5—10 cm
matig
heg, goede
sloot,
greppel
4
10 cm
slecht
sloot
5
10 cm
grafisch bepaalde coördinaten
Fig. 4. Overzicht kwaliteitskenmerken.
De berekening van de detailgrondslag vindt buiten
Systeem Detailmeting '76 plaats. Het resultaat wordt in
de vorm van coördinaten opgenomen in het project
bestand gegeven coördinaten (zie fig. 1).
Voor de invoer van de coördinaten in het systeem wordt
gebruik gemaakt van het ponsconcept gegeven coördi
naten. Ten behoeve van de berekening van bijhou-
dingsmetingen kunnen ook puntenvelden uit vorige pro
jecten worden opgenomen. Vanzelfsprekend worden de
coördinaten van deze punten direct uit de coördinaten-
bank gelezen.
In het ponsconcept gegeven coördinaten, waarvan in fi
guur 5 een gedeelte verkleind is afgedrukt, is de tweede
kolom bestemd voor invulling van de puntnummers en
de derde voor de kwaliteitskenmerken.
SYSTEEM DETAILMETING 76
COÖRDINATEN
Fig. 3. Methode van puntnummering.
NGT GEODESIA 82
j i.fl.kJi.lg.y
.L.<f.o j «7 o.S.O.tjs.b
I.J.U.
2 1.S 2.2 1 ,.12f^Zb.JA2pl 2J,i
.i.i x t x j.^k^poJi.b.i'.S t
..Z..US.ZS1 i.y.x.i.t.o t.s
2 j. o.i i ff a h. t.n s V j.Q.k.^.b.t.b
.Z.^j.o z 2 iq.l.ó.b.2 t>y kgj>^5u.j\l.b
2 •).-),0 J t.q.J.b.q.t I 5 .-.AygiiT.Z.fjf,?
j i.tj.i.s.qb b h^Mgj>.k.s.o\s.l
Fig. 5. Ponsconcept gegeven coördinaten.
355