scripties publikaties
RECHTSBESCHERMING EN RECHTSBESCHERMINGS
SYSTEMEN IN RUILVERKAVELINGEN
Samenvatting van een doctoraalscriptie Nederlands Recht aan de
Rijksuniversiteit Utrecht.
Ing. A. J. Polderman
In de scriptie worden de wettelijke bepalingen en rechtsgangen
omtrent de individuele en de collectieve rechtsbescherming in ruil
verkavelingen behandeld.
Onder individuele rechtsbescherming wordt de rechtsbescherming
voor eigenaren en gebruikers verstaan en onder collectieve rechts
bescherming die bij de planvorming.
Ten aanzien van de individuele rechtsbescherming wordt de gang
van zaken bij de huidige rechtspleging in ruilverkavelingszaken uit
voerig beschreven. Voorstellen worden gedaan om tot een meer
gewenste situatie te komen, uitgaande van de ruilverkavelingswet
geving, de jurisprudentie, de te verwachten wetgeving (Landinrich
tingswet) en de algemene tendens van toenemende behoefte aan
rechtsbescherming tegen overheidshandelingen.
Er wordt nagegaan of taak en bevoegdheden van de rechter
commissaris zouden kunnen worden uitgebreid. Te meer daar de
rechtbank door de wettelijke regelingen en het late stadium, waarin
zij in de procedure wordt betrokken, slechts beperkte mogelijk
heden heeft. Dit geldt zowel thans als ook onder de nieuwe
wetgeving.
Aangezien de rechtspraak in ruilverkavelingszaken tevens een zeer
specifieke deskundigheid vereist en niet zoveel voorkomt, zou con
centratie van deze rechtspraak bij daartoe speciaal aangewezen
rechterlijke colleges het overwegen waard zijn. Deze colleges zou
den dan ook pacht-, onteigenings- en andere grondzaken kunnen
behandelen.
De ruilverkavelingswetgeving sedert 1924 heeft de individuele
rechtsbescherming duidelijk veronachtzaamd. Door de sterk toege
nomen overheidsbemoeienis, de ingewikkeldheid en veelheid van
regelingen en voorschriften, is dit in de ruilverkavelingen steeds dui
delijker naar voren gekomen.
In Nederland heeft met name in de laatste decennia, een belangrijke
ontwikkeling in de opvatting over rechtsbescherming tegen hande
lingen van de overheid plaatsgevonden. Te denken valt hierbij met
name aan de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de wet AROB, de
Wet Algemene Bepalingen Milieuhygiëne en, hoewel niet geheel
vergelijkbaar, de wettelijke regeling omtrent de Ombudsman".
Het is dan ook verwonderlijk te noemen, dat bij de vernieuwing van
de ruilverkavelingswetgeving ten aanzien van de rechtsbescher
ming, en met name de individuele rechtsbescherming, alles bij het
oude blijft.
Aan de genoemde tweede vorm, de collectieve rechtsbescherming,
heeft de ruilverkavelingswetgeving steeds een redelijke mate van
aandacht besteed. Dit wordt in de toekomstige Landinrichtingswet
nog uitgebreid. Te denken valt aan de richtlijnen voor het plan van
toedeling, het proces-verbaal van 1e en 2e schatting enz.
Het landinrichtingsplan en -programma nemen in het ontwerp een
zeer centrale plaats in. Als plan en programma beide zijn vast
gesteld, mag worden aangenomen, dat het voorgenomen land
inrichtingsproject ook dienovereenkomstig zal worden uitgevoerd.
Deze uitvoering zal vaak gepaard gaan met zware ingrepen, waarbij
veel belangen in het geding zijn. Daarom is het nodig dat er een be
hoorlijke en vroegtijdige afweging op een voldoend hoog niveau
plaatsvindt. Het is bevreemdend dat bij zo iets enorm ingrijpends
van enige rechterlijke instantie geen sprake blijkt te zijn. Van veel
kanten is er daarom ook terecht op aangedrongen om naar analogie
met de Wet op de Ruimtelijke Ordening (het gemeentelijke bestem
mingsplan) de Kroon als beroepsinstantie in te schakelen.
Hoewel de Kroon geen echte rechterlijke instantie is, kan dit aan
vaardbaar zijn, daar Kroonuitspraken de individueel rechtzoekende
veelal tot tevredenheid stemmen.
Een veel gehoord argument tegen Kroonberoep is, dat het vertra
gend werkt op procedures en dat veelal het effect van ingediende
bezwaren gering is. Uit een enkele jaren geleden gehouden onder
zoek is gebleken, dat deze beide argumenten niet houdbaar zijn. De
vraag is gerechtvaardigd of een groot deel van de vertragingen niet
aan het openbaar bestuur zelf moet worden toegeschreven.
NGT GEODESIA 82
MEI IT KADASTER YN 'E WAR
In het oktobernummer van ons tijdschrift heb ik een beschouwing
gewijd aan het boek ,,Op Goede Gronden". Daarbij heb ik een wat
onbenullige opmerking gemaakt over het daarin voorkomende
Friese gedicht ,,Mei it Kadaster yn 'e war". Ik had daar geen vrede
mee, en op mijn verzoek heeft een collega van het ITC, aan een
vriend van hem, de heer Geale de Vries (een Fries, die leraar Fries
en Nederlands is), om vertaling en commentaar gevraagd.
Ten behoeve van collega's die ,,Op Goede Gronden" lezen, en
daarbij ook „Mei it Kadaster" een beetje ,,yn 'e war" raken, bied
ik hierbij beide stukken, met de originele tekst, aan de redactie
zonder verder commentaar ter plaatsing aan.
H. L. Rogge
Mei it Kadaster yn 'e war
Omdat it nea myn dieI wurdt, sil 'k beneame
de rizingen, de delten, 't waarm ferbên
fan wat foar eagen is mei djippe Qnderstreamen
en fan in see, dy't skület oan smet strên.
Beneame fierkjend ek it eachweid mei syn seamen
fan lyts bunt bloeisel yn it golle sSn.
Romten befreedge fan in sterke beam. En
in smuk stee foargoed yn hélders hén.
Omdat it nea myn diel wurdt, sil 'k bemjitte
spege/s fan often ek yn stilste saad.
Roken fan krüd en nagel, al 't Qnwitten
fyn reauntsjen ek fan grien leaf oan 't paad
dat nei de kym tafiert fan 't nea-ferjitten.
De sinnewaarmte mjit ik. Ek it teare skaad.
Omdat it nea myn diel wurdt, sil 'k it dreame.
Freark Dam
Letterlijke vertaling in het Nederlands
Omdat het nooit mijn deel wordt, zal 'k benoemen
de hoogten (en) de dalen (laagten), 't warm verband
van wat voor ogen is met diepe onderstromen
en van een zee, die schuilt aan (een) smal strand.
In verten kijkend, (zal 'k) ook benoemen het gezichtsveld met zijn
zomen
van klein bont bloeisel in het milde zand.
Ruimten begrensd door een sterke boom. En
een behaaglijk nest waar je voorgoed veilig bent.
Omdat het nooit mijn deel wordt, zal 'k bemeten
spiegels van luchten, ook in (de) stilste poelen (letterlijk: bronwel).
Geuren van kruid en van sering, al het oneindig
fijn fluistren ook van groen loof aan het pad
dat naar de kim leidt van het nooit-vergeten.
De zonnewarmte meet ik. Ook de tere schaduw.
Omdat het nooit mijn deel wordt, zal 'k het dromen.
Commentaar
De dichter ziet de harmonie van de schepping een harmonisch
Kadaster en de ontoereikendheid van het menselijk bestaan, om
hiermee en hierin te leven. Kunnen we zeggen: de mens verstoort
dit Kadaster, brengt het in de war? „Hij is mei it Kadaster yn 'e
war", is volgens het woordenboek van Waling Dijkstra: het loopt
hem door; ,,it Kadaster is yn 'e war" betekent: er is (door het
Kadaster?) verwarring ontstaan (veroorzaakt?).
Een oud romantisch thema, het verlangen naar een zuiver, onge
rept bestaan, het geluksverlangen, het besef dat er een voor de
mens onbereikbaar geluk moet bestaan (vergelijk de „dichters van
het verlangen", met name J. C. Bloem), krijgt hier gestalte in een
vorm die als het ware een combinatie is van een sonnet (de eerste
veertien regels hebben duidelijk de sonnetvorm) en een rondeel
(gedeeltelijke overeenkomst van de regels 1, 9 en 15).
Geale de Vries
405