<2* da ds rr~i P- a pr -Ü- qr2 (9) af o met behulp van de laatste formule vergelijking (1) schrij ven als: 3n 3r sin z (2) waarin z nu juist gelijk is aan de zenithoek van de radio- straal in het beschouwde punt en waarin r de voerstraal is. Bedenkt men verder dat voor de radiostraal geldt: dr -ds cos z dan volgt uit vergelijking (2): da da 1 3n nr sin z dr ds cos z Sn D 2 2 2 3r /n r -D 3r /n r -n r T~22 sin z (3) Hierin is de grootheid D nr sin z, welke grootheid volgens de regel van Bouguer langs een licht-, (radio-) straal constant is, de afstand van (het verlengde van) de radiostraal onder (of boven) de ionosfeer tot het middel punt van de aarde (zie figuur 2). Immers in het algemeen geldt: D nr sin z Figuur 2. en dus in het punt van waarneming, waar n 1: D r sin z (4) a a In (3) is het teken van a zodanig dat da/dr positief is als de bolle kant van de radiostraal naar boven wijst. Aangenomen wordt dat nergens in de atmosfeer de brekingsindex voor de beschouwde radiogolven veel af wijkt van één, dus 2 i 1 - n 1 (5) Dan kan men (3) benaderd schrijven als: da -D 3n dr r -D 9r (6) Door integratie vindt men hiermee de refractiehoek voor een radiostraal door een bolsymmetrische ionosfeer van geringe dichtheid. a - 9n vr - dr (7) D 3r waarin ra de voerstraal van het punt van waarneming en r, de voerstraal van een punt van de straal buiten de atmosfeer (meer speciaal van het hoogste punt waar de brekingsindex nog van één afwijkt). Om deze integraal te kunnen berekenen, moet men ön/dr als functie van r kennen. Omdat we hier zijn geïn teresseerd in de ionosfeer, hebben we eenvoudigheids- halve aangenomen, dat tot aan de onderzijde van de ionosfeer (r re) de brekingsindex één en dus dn/dr nul is. 3. Een eenvoudig model voor de ionosfeer Als model voor de brekingsindex in de ionosfeer zal wor den aangenomen, dat dn/dr stuksgewijs lineair veran dert met de hoogte en dus met de straal r. Verder wordt aangenomen, dat zowel dn/dr als n continue functies zijn van r. Door een beperkt aantal parameters te kiezen, kan men dit model aanpassen aan het vereiste verloop van de brekingsindex met de hoogte. Als de gebruikte frequentie f voldoende hoog is, zo dat 1 - n 1 dan geldt in een punt van de ionosfeer: 9 9 1 - n (fQ/f) (8) waarin f0 de zogenaamde plasmafrequentie, een groot heid met de dimensie van een frequentie, die vooral af hangt van de elektronendichtheid (aantal elektronen per volume-eenheid) ter plaatse. In deze benadering kunnen we een zone van de iono sfeer als volgt beschrijven: en dus .2 p qr (10) 9r Een enkelvoudige laag van de ionosfeer kan men met dit model bijvoorbeeld beschrijven door de onderkant van de laag vast te leggen (r re), de bovenkant (r rt), de hoogte (r rm), waar de elektronendichtheid, en dus de plasmafrequentie, maximaal is, de waarde fm van deze maximale plasmafrequentie, en verder de hoogten van de beide buigpunten van de kromme n (r) namelijk r r en r rP2 (zie figuur 3). In de ionosfeer is, in tegenstelling tot de troposfeer, voor radio golven de (fase-)brekingsindex kleiner dan één. De fasesnelheid is dus groter dan de lichtsnelheid in de vrije ruimte, c. De snel heid van een puls is echter altijd kleiner dan c. 390 NGT GEODESIA 82

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1982 | | pagina 4