Historische en actuele aspecten van het
menselijke kleurbeleven
v i/.««V' ,t U«
O
"r;
Of «5 <*V~
A«3/ICX <0
Figuur 1.
door R. L. Renesse, werkzaam bij Technisch Physische Dienst TNO-TH.
Dit artikel is ten dele gebaseerd op de op Tl maart 1981
te Apeldoorn gehouden voordracht voor de Nederlandse
Vereniging voor Fotogrammetrie. Newtons kwantita
tieve visie op kleur heeft nog steeds een sterke invloed
op onze huidige inzichten in de menselijke kleurbeleving.
Deze inzichten worden besproken in het licht van
Goethes diametraal hiertegenover staande kwalitatieve
denken. Een synthese tussen beide visies is gewenst.
Newton
De legende vindt zijn oorsprong in het Engeland van
1666. De vierentwintigjarige Isaac Newton zet dan zijn
beroemde serie systematische experimenten in met pris
matische verschijnselen, om tenslotte tot de conclusie te
komen dat lichten die in kleur verschillen, dat ook doen
in hun mate van breekbaarheid (refrangibility), en wel in
de volgorde rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en
violet, terwijl het witte licht (zonlicht) een heterogeen
mengsel van deze zeven kleuren is.
De drijfveer achter Newtons experimenten is een reli
gieuze. Zijn wetenschappelijke vorsen was erop gericht
de sporen van Gods hand in ons universum te ont
dekken. Het wonder van de paradoxale krachten, die
tussen de hemellichamen leken te werken, door hem in
formules vastgelegd, was voor hem een hemels teken:
,,Het is onvoorstelbaar dat levenloze, redeloze materie
zonder de bemiddeling van iets anders, dat niet stoffelijk
is, zou inwerken op andere materie en deze zou beroeren
zonder wederkerig contact.
Dat zwaartekrachtmaterie zou zijn ingeboren, inherent
en essentieel, zodat het ene lichaam kan werken op het
andere, op een afstand door een vacuüm, zonder de be
middeling van iets anders, waardoor hun werking en
kracht van de een naar de ander kan worden overge
dragen, is voor mij zo'n grote absurditeit, dat ik niet ge
loof dat enig mens met de gave van competent denken
over filosofische zaken, ooit in deze val kan lopen.
[1]*).
Deze religieus-filosofische bespiegelingen vormen het
fundament voor Newtons speurtocht langs de hemelen.
Een speurtocht met behulp van de telescopen uit zijn
tijd, opgebouwd uit enkelvoudige sferische lenzen met
aberraties die Newton zeer moeten hebben gestoord.
Zijn experimenten met zelf vervaardigde asferische len
zen blijken niet tot een voldoende verbetering te leiden
en Newton realiseert zich dat iedere lens kan worden ge
dacht als een samenstel van prisma's, die vanouds be
kend stonden om hun vermogen allerhande kleuren op
te roepen. Men leest nog steeds met genoegen de onop
gesmukte beschrijving van zijn eerste experimenten:
De nummers 1 t.m. 11 verwijzen naar „Bronnen" aan het eind
van dit artikel.
MU
i'o Cn£i 'ctdH' i yi I A<! HfA.-
„Ten einde mijn recente belofte aan u in te lossen, deel
ik u zonder verder uitstel mede dat ik in het begin van het
jaar 1666 (toen ik mij toelegde op het slijpen van optische
glazen afwijkend van de sferische vorm), een driehoekig
glasprisma vervaardigde om daarmede de befaamde
kleurverschijnselen te beproeven. Voor dat doel mijn ka
mer verduisterd, en een klein gat in mijn vensterblinde
gemaakt hebbende, om een geschikte hoeveelheid van
het licht der zon binnen te laten, plaatste ik mijn prisma
aan deze opening zodat het licht daardoor naar de tegen
overliggende muur gebroken kon worden.
Het was aanvankelijk een zeer prettige afleiding de
levendige en intense kleuren die hierdoor werden te
weeggebracht, waar te nemen; echter na enige tijd mij
zelf ertoe zettend ze met meer behoedzaamheid te be
schouwen, was ik verrast ze in een uitgerekte vorm te
zien (figuur 1); waarvan ik, in overeenstemming met de
bekende brekingswetten, verwachtte dat deze cirkel
vormig zou zijn [2]. Daarom overwegend dat het beeld
van de zon in een langgerekte vorm wordt getrokken en
dit verlengde beeld door een tweede zijwaartse breking
evenzeer in breedte zou worden uitgerekt, onderzocht ik
wat het effect van een dergelijke tweede breking zou
zijn. Te dien einde plaatste ik een tweede prisma direct
achter het eerste, in een hiermee gekruiste positie (figuur
2) zodat het de zonnestralen opnieuw zou breken die uit
het eerste prisma tradenen ik bevond dat door bre
king van het tweede prisma de breedte van het beeld niet
NGT GEODESIA 82
393