vanuit mijn achterliggende ervaring, inhoudelijk beter
kan beoordelen.
Research en Consulting op het ITC
In deze voor het onderwijs moeilijke tijden is het ITC nog
enigszins buiten schot gebleven. We kunnen onze cur
sussen voortzetten, omdat onze activiteiten tot de rele
vante voor het internationale onderwijs worden gere
kend. We mogen echter onze formatie niet verder uit
breiden, en ook krijgen we geen prijscompensatie meer.
Maar we behoeven nog niet in te krimpen, zoals dat bij
andere hoger onderwijsinstellingen thans duidelijk wèl
het geval is. We hebben de indruk dat we, met een goed
beheer, en met een goede planning, zelfs beter zullen
„draaien" dan in het verleden. Daartoe wordt een meer-
jarenvisie op ons beleid opgesteld, die nu vrijwel gereed
is. Onze jaarrekeningen, begrotingen e.d. moeten we zo
wel met het Ministerie van Onderwijs als met dat van
Buitenlandse Zaken doorpraten. Beleidsmatig moeten
we nl. de richtlijnen van ontwikkelingssamenwerking
volgen, en beheersmatig die van onderwijs.
Ontwikkelingssamenwerking vindt research niet nodig.
Daar acht men het geven van onderwijs voldoende. On
derwijs daarentegen erkent dat zonder onderzoek het
onderwijs niet op peil kan worden gehouden. Research
is, mede daardoor, in de afgelopen dertig jaar steeds
meer op de achtergrond geraakt. Het is thans bij ons bij
na alles onderwijs wat de klok slaat. Toch moet er m.i.
op het instituut, om technologisch bij te blijven, meer
aan research worden gedaan, zowel interdisciplinair
(tussen de afdelingen onderling) als in elke afdeling af
zonderlijk, om het eigen vakgebied te blijven helpen ont
wikkelen.
Op het ogenblik wordt er een vijfjarenplan opgesteld,
met als onderdeel een researchplan. De stuurgroep
research van het ITC heeft een inventarisatie opgemaakt
van wat er in de afdelingen leeft, en wat er aan research
mogelijk zou zijn. Die research zal zich hoofdzakelijk
moeten afspelen binnen het kader van de bestaande
mankracht. Daarnaast zal er actiever moeten worden ge
zocht naar tweede en derde geldstromen. Wanneer we
straks onze stafbelasting gaan kwantificeren, wat betreft
onderwijs en research, zal er van een zekere verschui
ving tussen die twee sprake moeten zijn. Wat meer
research, iets minder onderwijs misschien. Wij menen
dat wij dat via een nog efficiëntere organisatie van het
onderwijs mogelijk moeten maken. Voor research en
ontwikkeling (dus niet voor fundamentele research) wil
len wij in eerste instantie ongeveer 20% van ons budget
reserveren. Research staat dus hoog genoteerd op ons
verlanglijstje, maar we zijn te klein om daarin alleen onze
weg te kunnen gaan. We zouden daarom graag in dit
kader samenwerkingsverbanden willen aangaan, bijv.
met het Kadaster, met de Afdeling der Geodesie van de
TH Delft, met de TH Twente en met de Landbouwhoge
school.
Ook consulting rechtvaardigt het bestaan van het insti
tuut. In de afgelopen dertig jaar hebben we ongeveer
6 000 mensen opgeleid. Bijna de volle 100% daarvan is
nog steeds actief werkzaam op eigen vakgebied. Er is op
die manier een netwerk van contacten over de hele
wereld ontstaan. Daaruit komen signalen voort voor ver
dere hulp en follow-up-activiteiten. Die contacten wor
den bewust onderhouden, met name door het versprei
den van het ITC Journal, dat vier keer per jaar verschijnt.
Daarin worden wetenschappelijke artikelen van de ITC-
staf opgenomen, maar ook oud-studenten kunnen erin
NGT GEODESIA 82
schrijven. Voor Buitenlandse Zaken zijn deze contacten
belangrijk, omdat bij het starten van een nieuwe activi
teit in een ontwikkelingsland, het contact op het niveau
van ambassades en ministeries te theoretisch is. Juist
van de basis, van de lokale mensen die de projecten
gaan uitvoeren, is advies nodig of het project al of niet
haalbaar is.
Technische ontwikkeling
De nieuwe mogelijkheden tot gegevensverwerking via
elektronika en dataprocessing zijn in een stroomversnel
ling geraakt. Dat heeft plotseling objectievere benade
ringen van de problemen geschapen. Vroeger werd de
discussie vaak gedomineerd door de sterkste persoon
lijkheid, afhankelijk van diens discipline of inbreng. Nu
moet iedereen zich schikken naar de uitkomsten van de
computermodellen. Men moet eerst met elkaar die
modellen ontwikkelen, en dat vraagt bewuste communi
catie.
Ook het ITC zal zich waar moeten maken in die „model-
lenwereld", maar door het verschil in gezichtspunten
zullen er de nodige kortsluitingen dreigen. Ik geloof dat,
door gebruikmaking van die technieken, nu de mogelijk
heid wordt geschapen om ontwikkelingsproblemen in
terdisciplinair aan te pakken, vanaf de basis en met in
begrip van de hele informatie van het „geosysteem".
Er komt steeds meer vraag naar het, voor agrarische
doeleinden, in gebruik nemen van marginale gebieden;
de goede grond is overal al bezet. Dat wordt meer regel
dan uitzondering. In Indonesië zie je bijv. dat men zure
gronden (kattekleien) wil gaan draineren voor trans
migratieprojecten. Dat kan blijvende schade veroor
zaken. Ook wil men daar moeilijke veengebieden voor de
kust tot ontwikkeling brengen. Er worden honderddui
zenden Javanen naar Sumatra of Borneo gestuurd, waar
totaal andere omstandigheden heersen dan op hun eigen
eiland. Van dit soort projecten moetje, met een redelijke
mate van waarschijnlijkheid, de gevolgen kunnen voor
spellen, en ook het gebeuren kunnen blijven volgen.
Vandaar de monitoring functie, die steeds meer aan het
gebruik van satellietbeelden wordt gekoppeld, waarbij
de plaatsbepaling erg belangrijk is. Een moeilijkheid
daarbij is echter, dat de functionele relaties, die bestaan
tussen gebruik en eigenschappen van het land (bijv.
i.v.m. helling of kleigehalte), nog niet goed bekend zijn.
Op het ITC wordt gewerkt aan de ontwikkeling van z.g.
„geo-informatiesystemen". Alle „geo-informatie" van
een bepaalde plaats wordt zó in een computer opgesla
gen, dat zij selectief beschikbaar is voor weergave, zodat
je op elk gewenst moment afgeleide kaarten kunt maken
op grond van deze informatie (hoogteligging, bodem
eigenschappen, vegetatie, klimaat e.d.). Dat gebeurt
niet alleen in rurale, maar ook in urbane gebieden.
Bij de stadsplanning, die in de ontwikkelingslanden zeer
noodzakelijk is geworden door de razendsnelle verstede
lijking, heeft men behoefte aan informatie m.b.t. de pro
cessen van stadsuitbreiding, zodat daarin sturend kan
worden opgetreden het stedelijk informatiesysteem).
Met behulp van geïnterpreteerde luchtfoto's krijg je een
duidelijk beeld van een bepaald moment. Vanaf de grond
is daar geen touw aan vast te knopen. Vooral niet in
dichtbevolkte oosterse steden als Bombay, Calcutta,
Madras e.d. Niet alleen landbouw-, maar ook stads
planners worden zich steeds meer bewust van de tijd
winst en de lagere kosten door, indien mogelijk, lucht
foto's in hun studies te betrekken.
427