De vraag welke informatie moet worden verzameld om bepaalde problemen op te lossen, is nog steeds actueel. Op het ITC wordt hieraan grote prioriteit gegeven door middel van z.g. „users' requirements"-studies. Het is nodig om de praktijk met de ontwikkeling van deze werk wijze te confronteren. Het is een goede zaak dat op het ITC, zowel de basisvakken als de interpretatievakken zijn vertegenwoordigd, al wordt weieens het verwijt geuit, dat het instituut te technologisch bezig zou zijn. Ik ben echter van mening dat het ITC alleen toekomst heeft als het zich op het hoogst mogelijke wetenschappelijke niveau blijft bewegen („high technology"), en deze wetenschap ook uitdraagt. Er wordt m.i. weieens een verkeerd verband gelegd tus sen de onderontwikkeldheid van een bepaald land, en de noodzaak om daar met z.g. „aangepaste technologie" te werken. Mijn stelling is altijd, dat met name survey er niet is om werkgelegenheid te verschaffen, maar om op de kortst mogelijke termijn de achterstand in zo'n land in te halen. Dat moet dan wèl in het budget van zo'n land passen. Je kunt geen kaarten gaan maken, terwijl de be volking verhongert. Het kostenaspect èn de produktie- kant moeten in de gaten worden gehouden. Uit het feit bijv. dat de Chinezen hier steeds meer komen, omdat zij in de komende tien jaar van satellietbeelden steeds meer verwachten, en ook omdat dit kostenbesparend zal wer ken, blijkt dat men in dat soort landen wel degelijk op zoek is naar „high technology". Op het ogenblik halen verschillende landen van alles in huis om satellietbeelden te kunnen interpreteren. Dat moet zijn gang hebben, neem ik aan. Maar ik maak mij toch zorgen, als ik zie wat bijv. in Bangladesh gebeurt; daar wordt een geweldig Remote Sensing-centrum op gezet. Maar de surveydienst beschikt niet over de mini male middelen om topografische kaarten te maken. En dat, terwijl de luchtfoto's er zijn, en wij de mensen hier voor hebben opgeleid! De Nederlandse ontwikkelingshulp, maar ook de inter nationale wetenschappelijke organisaties, kunnen hier helpen het evenwicht te vinden bij wat de verschillende diensten op verschillend terrein moeten en kunnen doen. Onderwijs en ontwikkelingshulp Ik ben van mening, dat internationaal onderwijs de beste vorm van ontwikkelingshulp is. Dat is ook de reden ge weest, waarom ik voor deze functie heb gekozen. Het is een fantastisch goede zaak om beroepsmensen uit de derde wereld de gelegenheid te geven een poosje naar Nederland te komen, en in een internationale gemeen schap kennis te nemen van hun vak, zoals dat optimaal zou kunnen worden bedreven. Ik heb gemerkt, dat mensen die op het ITC hebben ge studeerd, „gerenoveerd" in hun land terugkomen. Ze hebben veel meer werkdiscipline (geldt met name voor fotogrammetrie: ze komen op tijd op hun werk en gaan direct aan hun apparaat zitten). Daarnaast is hun wereld beeld veranderd. Hun intellectuele alertheid is toege nomen, er zijn contacten ontstaan enz. Het is erg nuttig dat ze kunnen terugvallen op een instituut als het ITC. Het is belangrijk dat Nederland een aantal instituten heeft, die met internationale ervaring de ontwikkelings hulp kunnen ondersteunen. Ik geloof dat Nederland die hulp moet concentreren op zaken waarvan het, terecht, meent het meest verstand te hebben: waterbeheersing, landinrichting, fotogrammetrie enz. Ik geloof dat we hier over twintig of dertig jaar nog steeds mensen uit ont wikkelingslanden zullen krijgen, als we maar zorgen dat 428 we in theorie en praktijk tot de wereldtop blijven beho ren. Vanaf de Middeleeuwen hebben mensen al gereisd om in het buitenland meer te leren. Als wij een „Centre of Excellence" (door de UNESCO erkend!) kunnen blijven, zullen er altijd mensen bij ons willen studeren. Statistisch blijkt dat Nederland erg weinig aan internatio naal onderwijs doet. Het aantal buitenlandse studenten, in procenten van het totaal, blijkt in Frankrijk 12,5, in Engeland 11,0, in West-Duitsland 5,5, in België 3,7, in Zweden 2,3 en in Nederland 2,0. Hiervan komen uit de derde wereld resp.: Frankrijk 9,6%, Engeland 9%, West- Duitsland 2,6%, België 8,4%, Zweden 2,3% en Neder land 0,8%. Het ITC heeft in het buitenland een uitstekende naam, maar in Nederland zelf is het instituut vrijwel onbekend. Ons voornemen is dan ook meer aan public relations te gaan doen. We moeten echter in een tijd van bezuiniging voorzichtig zijn met het vragen van meer middelen voor ontwikkelingssamenwerking. Samenwerking met THD en THT Het ITC heeft een goede samenwerking met de TH Delft, vooral op het gebied van de mijnbouw; dat komt doordat de mineral explorationafdeling van het ITC in het oude gebouw te Delft is gebleven naast de afdeling mijnbouw van de THD. Deze interactie zal misschien nog toenemen op het gebied van de ingenieursgeologie; daar bestaat in de ontwikkelingslanden veel belangstel ling voor. Er wordt gedacht aan een gemeenschappelijke „tweede-fase-opleiding" op dit vakgebied. Ook met de TH Twente hebben we een aantal aan- rakingsvlakken gevonden. Het meest actieve is de on derwijskunde (didactiek). De TH Twente is hierin in Nederland duidelijk gespecialiseerd. Ons instituut is feitelijk een soort gespecialiseerde instel ling op het gebied van de „geo-informatica". In de THT wordt sterk gedacht aan een versterking van die infor matica, waarbij wij de ruimtelijke componenten kunnen inbrengen. Ook bij een tweede-fase-studie „Informati ca" zal het voor de THT interessant zijn om met ons daarin samen te werken. Men richt zich bij de THT op het verband tussen maatschappij en techniek, ook voor de derde wereld, o.a. op het gebied van de energie. Daarin vinden wij op dit moment mogelijkheden tot samenwerking met deze Hogeschool, o.a. in een nieuwe gezamenlijke cursus betreffende energieplanning in rura le gebieden, die in mei 1983 zal aanvangen. Het ITC is voornamelijk gericht op de plattelandsont wikkeling. Daarbij begint de energievoorziening steeds meer een probleem te worden. De brandhoutvoorziening wordt nl. steeds moeilijker naarmate de bossen verdwij nen, de bevolking toeneemt, en de olie voor die landen onbetaalbaar blijft. We moeten ernaar streven dat we een student, die op het ITC de ruimtelijke aspecten van de energieproblematiek en de inventarisatie op het plat teland bestudeert, door kunnen sturen naar de THT om daar te bestuderen welke technologische alternatieven in het gebied in kwestie kunnen worden ontwikkeld. Samenstellers: H. L. Rogge en J. J. Schijf. Binnenkort kunnen de lezers van ons tijdschrift een artikel tegemoet zien van de hand van prof. Beek met als titel: ,,De maatschappelijke betekenis van het gebruik van luchtfoto's". Hij zal hierin, zoals de titel al doet vermoeden, nader ingaan op de produkten van lucht fotografie, en hun gebruiksmogelijkheden, in het bijzonder voor ontwikkelingslanden. Dit artikel kan worden beschouwd als een aanvulling op hetgeen door prof. Beek werd opgemerkt met betrek king tot ontwikkelingshulp en -samenwerking. NGT GEODESIA 82

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1982 | | pagina 5