- f ra fo fm z - l - l /S iff® dX 0 L 1 fs 8 0 f az t d CO - fs - ;s f\ fï 0 0 aardopp. Vult men (2) in (1) in en neemt men aan dat de lichtweg in een plat vlak verloopt, zo dat kan worden gesteld dat dn/3Y 0, dan vindt men: I. 2f 0 f f (3) waarin de grootheden lA, lB, lc, lD, evenals de integraal, onafhankelijk zijn van de gebruikte frequentie: Js f f2 dX i„ JA dX „2 De eerste correctieterm van (3), de hoofdterm, die verre weg het grootst is, wordt gewoonlijk geëlimineerd door te meten op twee frequenties f, en f2; men vindt dan respectievelijk: 9 J 9 *2 2 2 Door de eerste van deze vergelijkingen te vermenigvul digen met i] (f| ff) en de tweede met f| (f2 f?) en door vervolgens af te trekken, vindt men voor een af stand s langs de rechte lijn: 2 2 f -f 1 2 ff (f +f 1 2* 1 2y TB+Ic+Ip f2f2 12 (5) s, en s2 volgen hierbij uit de metingen op respectievelijk de frequenties f, en f2. We zullen nu trachten om voor ieder van de termen van (3) en (5) schattingen te vinden 3. Model van de ionosfeer Aangezien het grootste deel van het ionosferische loop tijdeffect gewoonlijk wordt geëlimineerd (namelijk door het gebruik van twee frequenties), volstaan we met een zeer eenvoudig model, dat is aangepast bij de te bere kenen integralen: Aangenomen wordt, dat de plasmafrequentie f0 alleen een functie is van de afstand r tot een punt (middelpunt aarde); dus een bolsymmetrische ionosfeer. Verder wordt aangenomen dat fB een stuksgewijze lineaire functie is van r2. Om het model ook verder zo eenvoudig mogelijk te houden, wordt de ionosfeer beschreven met twee zulke „stukken", die samen enigszins passend zullen worden gemaakt bij de belangrijkste laag van de ionosfeer, de F2-laag. Het model is weergegeven in tabel 1 en geschetst in figuur 2. Dit model verschilt nauwelijks van een model, dat stuksgewijs lineair is in r zo lang rt rm rm. Om de integralen van (3) en (4) te kunnen berekenen, moeten we nog verbanden vinden tussen r en X en de 2 3f 2 O r r e f 0 O 2 2 r -r 3f2 2r cos8 f2 f2 e o 2 a a r r r e ra o ra 2 2 3 Z ra 2 2 r -r r -r m e m e r^-r? 3f2 2r cosO f2 f2 1 o .2 a a r r i\ m t o ra 2 2 3 Z ra 2 2 r -i\ r -r. m t ra o «2 o 3f rt r f 0 O Tabel 1. Modeionosfeer. Figuur 2. waarden van fg en dfjj/dZ op de punten van de X-as. Zie daartoe figuur 3, waarin de X-as door het waar- nemingspunt A op aarde loopt en door het verre meet punt (satelliet). P is een punt van de X-as op een afstand r van het centrum M. De X-as maakt in A een hoek 6a met de horizon (elevatie in het punt van waarneming. 6 is de elevatie in het punt P. Uit de figuur blijkt: 2 v2 - <2 (X r sin of X -r sin 1/2 2 2~ Zr-Tg cos (6) (7) Verder is uit de figuur af te leiden dat: P 2 of 3f 8f r cos9 o a a Uit de in tabel 1 gegeven vormen voor fB (r) kan nu 3fg/3r en dus ook dfjj/dZ eenvoudig worden berekend. Figuur 3. 430 NGT GEODESIA 82

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1982 | | pagina 7