isc(frf2> h'*2A - TXT Cfo M -A -A L fo fo dr hoofdterm niet (1 n) maar (1 n2) voorkomt, wat voor de ionosfeer past bij de formules voor de brekings index. (In de troposfeer kan men deze term beter elimi neren door middel van een iets andere formulering, zie [9], formule 12a.) Men vindt voor deze term: 12 Als men het model van tabel 1 substitueert voor fl (r) en als men dan met vergelijking (6), r2 uitdrukt in X, kan men de integraal rechtstreeks oplossen. Na enkele ele mentaire bewerkingen vindt men dan formule (A 2) van de Appendix. De zo berekende waarden staan in kolom VI van tabel 3. Omdat deze term evenredig is met de vierde macht van de plasmafrequentie, kunnen de getallen in werkelijkheid afwijken. Veel hogere waarden zijn echter niet te ver wachten. 7. Het krommingseffect Tenslotte blijft het looptijdeffect ten gevolge van de kromming van de radiostraal nog over. Indien het hoofd effect is geëlimineerd door middel van twee frequenties, vindt men: Door de eerste integraal te splitsen in zones tussen X 0, Xe, Xm, X, en s vindt men de vergelijking (A 3) van de Appendix, waarna men door substitutie van het iono- sfeermodel en van (6) met enig geduld, maar zonder moeilijkheden, komt tot (A4). Dit alles als s X„ dat wil zeggen als de satelliet zich boven de ionosfeer be vindt. De zo berekende waarden vindt men in de kolommen VII en VIII van tabel 3 voor de gevallen dat s Xt, respec tievelijk s De invloed van de hoogte van de satel liet blijkt hier het grootst te zijn tussen de elevatiehoeken 10° en 40°. Indien de satelliet zich in de ionosfeer bevindt, moet men de integraal anders in zones splitsen en vindt men formu les die enigszins afwijken van (A4). Evenals de eerder genoemde factoren zal het krom mingseffect meestal kleiner zijn dan aangegeven in tabel 3. Het is moeilijk te voorspellen in hoeverre duide lijk grotere waarden kunnen optreden bij variaties in de plasmafrequentie met de plaats. 8. De verschillende ionosfeereffecten bij het ge bruik van één frequentie In de voorgaande paragrafen is aangenomen, dat men het hoofdeffect in de looptijd elimineert door gebruik te maken van twee frequenties. Het is wel aardig om na te gaan hoe groot de verschillende effecten zijn bij gebruik van slechts één frequentie. In tabel 4 vindt men de waar den voor 400 MHz en voor 150 MHz. Deze waarden zijn gevonden door vergelijking (3) te gebruiken in plaats van (5). Als men tabel 4 vergelijkt met tabel 3, ziet men dat elimi natie van het hoofdeffect ten koste gaat van de rest- effecten: Asa, Asb, Asc en Asd zijn namelijk groter dan bij gebruik van alleen de hoogste frequentie. Een derge lijk effect treedt ook op in de troposfeer; zie [9]. 9. Groeplooptijden Indien niet de looptijd van de draaggolf, maar die van een modulatie van belang is, moet men de groeplooptijd gebruiken en niet de faselooptijd, tenminste als het medium dispersie vertoont, dat wil zeggen als de looptijd afhangt van de frequentie. Ook bij pulsen werkt men meestal met deze groeplooptijd. Voor de groeplooptijd (hier gerekend in afstand, dat wil zeggen gedeeld door de lichtsnelheid c) geldt: s f*(Ds/8f) Door deze vergelijking toe te passen op (3) vindt men: 5- - i f® fo 2IAf"3 3(IB+IC+ID)f"1' (8) 6 O Men ziet dat het hoofdeffect gelijk en tegengesteld is aan het overeenkomstige effect voor de faselooptijd (een vertraging in plaats van een vervroeging). De overige effecten zijn ook tegengesteld van teken, maar deze zijn bovendien vergroot met een factor 2 of 3. Het is niet altijd eenvoudig om te zien of men de fase looptijd, de groeplooptijd of een andere looptijd moet gebruiken. Bij de veel gebruikte NNSS-Doppler-satellie- ten is alleen de faselooptijd van belang (tot op een centi meter nauwkeurigheid). 10. Conclusies a. Bij de fouten die overblijven na eliminatie van het hoofdeffect met behulp van twee frequenties, is het aardmagnetische veld niet altijd te verwaarlozen. In tegendeel, het zal veelal het grootste deel van de restfouten veroorzaken, vooral bij hogere elevatie en hogere frequenties. Het aardmagnetische effect kan extra hinderlijk zijn, omdat het sterk afhankelijk kan I II III IV V VI VII VIII IX X XI elevatie hoofc effect aardmagn. 1e orde aardmagn 2e orde 2e orde (n - 1) kromm. s X, 0a s0 (f) Asa (f) Asg (f) sc (f) Asq (f) 400 MHz 150 MHz 400 MHz 150 MHz 400 MHz 150 MHz 400 MHz 150 MHz 400 MHz 150 MHz 0° 454 m 3230 m 1,1 m 21 m 3 mm 14 cm 5 cm 2,4 m 37 cm 18 m 2° 452 m 3210 m 1,1 m 21 m 3 mm 14 cm 5 cm 2,4 m 31 cm 16 m 10° 409 m 2910 m 1,0 m 20 m 2 mm 13 cm 4 cm 2,2 m 21 cm 12 m 40° 230 m 1640 m 0,6 m 11 m 1 mm 7 cm 2 cm 1,2 m 1 cm 0 m 70° 171 m 1220 m 0,4 m 8 m 1 mm 6 cm 2 cm 0,9 m 0 cm 0 m 90° 162 m 1150 m 0,4 m 8 m 1 mm 5 cm 2 cm 0,8 m 0 cm 0 m 10 MHz 52.1018 Hz2 m N Tr 64.1016 el/m2 Tabel 4. Faselooptijdeffect op één frequentie. 432 NGT GEODESIA 82

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1982 | | pagina 9