Het ontwerp wordt op een of andere manier vertaald in een plankaart. Dat is al mogelijk op grond van een ont worpen hoofdstructuur; er ontstaat dan een globaal plan. Binnen dit globale plan kunnen dan gedetailleer dere verkavelingen worden ontwikkeld, die dan weer in gedetailleerde bestemmingsplannen (uitwerkingen) wor den omgezet. Hier ontstaat, via een ontwerpproces, een relatie tussen het globale en het gedetailleerde plan. Over het vertaalproces van stedebouwkundig ontwerp naar bestemmingsplan (en omgekeerd) is merkwaar digerwijs weinig gepubliceerd (41). De spanning tussen ontwerp en plan komt echter wel in alle beschouwingen over globaliteit en gedetailleerdheid van plannen tot uiting. Van der Ree fulmineert bijvoorbeeld tegen „ma quettebeschrijving" (42): In plaats van de juridisch relevante normen wordt een fotogra fisch beeld van het verhoopte eindprodukt als leidraad geno men, een ontwikkeling waarbij noch de kwaliteit van het gerea liseerde, noch de rechtszekerheid gebaat zijn". Rijst de vraag wat „juridisch relevant" is. Daar zal in ver schillende landen en tijden, met andere opvattingen over de stedelijke ruimte en beperking van de eigendom, wel wat variatie in zijn. Stedebouwkundige ontwerptekening en bestemmings plan hebben inderdaad een zeer verschillende functie. Het ontwerp is een zo beeldend mogelijke voorstelling van hoe een stadswijk of buurt er zou kunnen gaan uit zien: een soort luchtfoto van de toekomst. Een bestem mingsplan daarentegen is een juridisch stuk, dat door middel van kaart en voorschriften beperkingen en moge lijkheden voor inrichting en gebruik van de ruimte aan geeft (zie figuur 3). De kaart hoeft niet beeldend te zijn, primair is de juridische ondubbelzinnigheid, als van een kadastrale kaart (43). Beeldvorming moet gebeuren in aanvulling op de plankaart, en is van het grootste belang bij de inspraak (44). De vraag is, in hoeverre dit weer ver plichtingen schept. De realisatie Voor de realisatie van een bestemmingsplan is weer veel kaartmateriaal nodig. Ik beperk me in het volgende tot de kaarten bij stadsuitleg; analoge opsommingen zijn te geven voor stadsvernieuwing en landinrichting. Ten behoeve van de verantwoording van het grondge bruik en de exploitatieberekening moet een exploitatie- meetkaart worden gemaakt, waarop hoeveelheden, lengten en oppervlakten worden bepaald. Een directe relatie met het bestemmingsplan is er niet, doordat de exploitatiemeetkaart wordt afgeleid uit het stedebouw kundige ontwerp, dat meer voor de exploitatie relevante details bevat. Voor de grondverwerving, door middel van aankoop, ruil of onteigening, moet een grondverwervingskaart wor den vervaardigd. Uiteraard ligt hier een relatie met de kadastrale kaart en met de kadastrale gegevens, die op een plan voor stadsuitbreiding zijn voorgeschreven (voor conserverende bestemmingsplannen bebouwde kom en voor plannen buitengebied geldt dit niet). Tijdens de realisering ontstaat er ook een matenpian (45), waarin onder andere de assen van de wegen en hoekpunten van huizenblokken zijn aangegeven. Verder komen er ook zeer gedetailleerde uitvoeringstekeningen tot stand. Er wordt in deze fase nog zeer veel in het plan verschoven en de vraag is, hoe zich dit allemaal tot het juridisch bindende bestemmingsplan verhoudt. Er worden leidingen gelegd, en ook daar komen weer kaarten bij te pas. Volgens het rapport „GBKN-Bestem- mingsplannen" zouden juist de openbare nutsbedrijven hebben aangedrongen op een meetkundig juiste onder grond voor bestemmingsplannen (46); helaas geeft het rapport niet aan wat de redenen daarvan zouden zijn. Ook voor de gronduitgifte moeten kaarten worden ver vaardigd, en in verband hiermee zou je de vraag kunnen stellen of je met een bestemmingsplan ook de plaats van perceelsgrenzen kunt vaststellen. De werkelijkheid Tenslotte: de relatie met de werkelijkheid; schaal 1:1. Blijft iedereen, wanneer er een bestemmingsplan is, wel netjes binnen de perken? Het antwoord is nee: er wordt illegaal gebouwd, door burgers (huisjes op de Veluwe) en (maar dat wist ze toen nog niet) voor de overheid (kantorenflats op het Marconiplein in Rotterdam). Bij het verlenen van bouw- en aanlegvergunningen zullen wel licht afwijkingen worden toegestaan, zelfs afwijkingen die vallen buiten de marges die de planvoorschriften zelf aangeven. Er zijn grote krachten aan het werk om gestel de grenzen te overschrijden: vroeger, en in een land als Egypte nu nog, uitbouw van winkels op straat; tegen woordig bijvoorbeeld bebouwing van binnenterreinen van de kantoor-geworden-huizen aan de Amsterdamse grachten. Een windmolen in de tuin is eigenlijk ook wel handig, en een souvenir van verre reizen moet toch óók een plaatsje kunnen vinden in de stedelijke huiskamer (47). Een bestemmingsplan geeft tegenkrachten, maar het zal van de wijze van regeling en van de mensen afhangen of die krachten effectief zijn. Ook dat is te onderzoeken. 2.6. Inconsistenties In een zo omvangrijk complex van regelingen en kaarten kan het niet anders dan dat er tegenstrijdigheden en wrij vingen van juridische en technische aard optreden. Juridische botsingen zijn mogelijk tussen de ondergrond en de bestemmings- en bebouwingsgrenzen, tussen glo baal en gedetailleerd bestemmingsplan, tussen kaart en voorschriften, tussen bestemmingsplan en bouwveror dening, tussen plan en uitvoering, tussen plan en werke lijkheid. In het geval van de bouwverordening wordt bot sing voorkomen door artikel 2, lid 2 van de Woningwet, dat bepaalt: „Voorzover de voorschriften van een bestemmingsplan niet overeenstemmen met bepalingen van de bouwverordening blij ven deze bepalingen buiten toepassing". Dit geeft de ontwerpers en de juristen een grote vrijheid, en verantwoordelijkheid. De voorrangsregel neemt ove rigens niet weg, dat er toch nogal wat problemen zijn ge rezen met betrekking tot de relatie bestemmingsplan bouwverordening (48). Technische problemen zullen vooral ontstaan bij slecht kaartmateriaal en een onvoldoende maatvoering. Onder zoekingen naar de gevolgen hiervan, in financieel en ook in juridisch opzicht (aansprakelijkheid) zijn me niet be kend. Hier zouden gesprekken met de praktijk meer in zicht moeten verschaffen. 3. Een mogelijke onderzoeksopzet 3.7. inventarisatie De probleemstelling, geformuleerd in hoofdstuk 1, en de bespreking daarvan in hoofdstuk 2, berusten op een glo bale verkenning. Ik heb in de loop van één jaar vrij veel materiaal kunnen verzamelen, voornamelijk boeken en jurisprudentie, maar tot een systematische analyse en verdere aanvulling is het nog niet gekomen wegens an dere werkzaamheden. 8 NGT GEODESIA 83

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 10