Voor het verkrijgen van een meer gedetailleerd beeld is
het nodig, een verzameling van ruimtelijke normen met
maat- en liggingsaspecten aan te leggen. Met normen
bedoel ik hier niet alleen harde juridische voorschriften
(grafisch of verbaal), maar ook in de praktijk gehanteer
de maten en zelfs wenselijk geachte afmetingen, zoals
die bijvoorbeeld in de toelichting op een bestemmings
plan tot uitdrukking zouden kunnen komen. Deze nor
men zouden, al direct gesplitst naar de verschillende ty
pen plannen (bebouwde kom, stadsuitleg en buitenge
bied), kunnen worden onderscheiden naar de volgende
gezichtspunten:
1. objecten waar de norm betrekking op heeft;
2. wijze van maat- en liggingsaanduiding;
3. afwijkingsmogelijkheid, „hardheid";
4. bron van de norm;
5. reden van de norm.
Voor het vinden van de verschillende normen zouden de
volgende bronnen kunnen worden aangeboord:
1. bestemmingsplannen: een representatieve keuze;
2. bouwverordeningen;
3. andere wetten en verordeningen;
4. voorwaarden bij gronduitgifte;
5. planologische kengetallen.
Via de in de normen genoemde objecten zijn er relaties
te leggen tussen de verschillende in het kader van het
planningsproces gebruikte kaarten, en tussen de normen
onderling. Deze relaties kunnen nu worden onderzocht
via de volgende rubrieken:
A. Kaarten:
A.1 topografische ondergrond;
A.2 kadastrale gegevens;
A.3 inventarisatiekaarten;
A.4 stedebouwkundig ontwerp;
A.5 globale bestemmingsplankaart;
A.6 gedetailleerde bestemmingsplankaart (uitwer
king);
A.7 grondverwervingskaart;
A.8 technische uitvoeringskaarten;
A.9 gronduitgiftekaarten.
B. Andere (meest verbale) normen:
B.1 andere plannen;
B.2 voorschriften bestemmingsplan;
B.3 toelichting bestemmingsplan;
B.4 bouwverordeningen;
B.5 andere wetten en verordeningen;
B.6 voorwaarden bij gronduitgifte;
B.7 planologische kengetallen, functies.
C. Werkelijkheid.
Dit schema is afgestemd op stadsuitbreidingsplannen;
voor bebouwde kom en buitengebied moet het schema
worden aangepast.
Tussen de 17 genoemde rubrieken zijn 136 relaties mo
gelijk. In deze studie hoeven ze zeker niet allemaal even
diepgaand te worden onderzocht; het gaat er vooral om
ze te bekijken in het kader van het bestemmingsplan.
Voor het onderzoek van de relaties moeten, aanvullend
op het onderzoek van de normen, de volgende bronnen
worden geraadpleegd:
1. bestemmingsplannen;
2. wetten en verordeningen, provinciale richtlijnen,
jurisprudentie, handleidingen, algemene literatuur
over bestemmingsplannen, stedebouw en landin
richting, tijdschriftartikelen in juridische en stede-
bouwkundige tijdschriften;
3. overheidsdiensten, stedebouwkundige bureaus.
Met name de onder 3. genoemde bronnen zijn van be
lang, omdat veel kaartmateriaal voor de voorbereiding
en uitvoering van plannen, en veel juridische en techni
sche problemen, nooit worden gepubliceerd.
De inventarisatie kan worden aangevuld met buitenlands
materiaal, waarbij het onderzoek beperkt zou kunnen
blijven tot literatuurstudie. Uit de geraadpleegde Duitse
en Franse literatuur is me nu al gebleken, dat er in de wij
ze van regeling grote verschillen met de Nederlandse
situatie bestaan. Verder is uitbreiding mogelijk met histo
risch materiaal: vroegere uitbreidingsplannen, het wer
ken met rooilijnen.
3.2. Analyse
Een onderzoek naar de betekenis van lijnen op bestem-
mingsplankaarten mag vanzelfsprekend niet eindigen
met een inventarisatie. Er moeten aanbevelingen voor de
praktijk en theorieën voor de wetenschap uit worden
ontwikkeld.
Ik stel me voor dat, op grond van het te verzamelen ma
teriaal, de volgende beschouwingen zouden kunnen
worden geschreven, waarin dan tevens een synthese tot
stand zou kunnen worden gebracht tussen de verschil
lende typen bestemmingsplannen:
1. vanuit kartografisch gezichtspunt: de vormgeving
van de grafische uitdrukkingsmiddelen;
2. vanuit stedebouwkundig (en ook landschapsarchi-
tectonisch) gezichtspunt: van stedebouwkundig
bestek naar procesplanning;
3. vanuit juridisch gezichtspunt: de keuze van de uit
drukkingsmiddelen: kaart of tekst;
4. vanuit landmeetkundig gezichtspunt: de maatvoe
ring in bestemmingsplannen.
De vormgeving van de grafische uitdrukkingsmiddelen
Op een of andere manier vormen bestemmingsplan-
kaarten en grootschalige inventarisatie- en plannings-
kaarten in het algemeen, een vrijwel blinde vlek in het
gezichtsveld van kartografen. Mogelijk hangt dit samen
met het feit dat deze kaarten slechts zelden worden
gedrukt, en met het feit dat kartografen vaak een meer
regionaal gerichte opleiding en belangstelling hebben. Er
is een leemte tussen de regionale thematische kartogra-
fie (die in diverse handboeken aan de orde komt), en de
kartografie die door architecten, stedebouwers en stede
lijke planologische onderzoekers wordt bedreven.
Als ik echter kijk naar de hoeveelheid en verscheidenheid
van het o.a. bij gemeentelijke diensten en stedebouw
kundige bureaus geproduceerde kaartwerk, en let op de
soms zeer goede, maar soms ook erbarmelijke kwaliteit
ervan, dan moet ik constateren dat hier kartografisch
nog veel te ontdekken en te verbeteren valt.
Voor wat betreft bestemmingsplankaarten en andere
planningskaarten kan worden opgemerkt, dat deze zich
onderscheiden door het feit dat ze, behalve een bestaan
de toestand, ook normen ten aanzien van toekomstige
ontwikkelingen weergeven. Deze normen hebben onze
kerheden en marges ten aanzien van plaats en soms ook
tijd. Een probleem is, hoe dit juridisch ondubbelzinnig,
en mogelijk ook nog beeldend, op papier te krijgen is. In
de verschillende landen zie je zeer uiteenlopende vormen
en kleuren, maar een argumentatie waarom een bepaal
de grafische vorm is gekozen en niet een andere ont
breekt.
NGT GEODESIA 83
9