Eene Onderhandsche akte 97. Stoer, H. F. M. De rooilijn. Samsom, Alphen aan den Rijn 1953. 10 133 p. 98. Straver, M. C. Juridische aspecten van de kwaliteit van het bouwen. Kluwer, Deventer 1978. 147 p. 99. Studiecommissie „GBKN-Bestemmingsplannen": Rapport van de studiecommissie GBKN-Bestemmingsplannen". Apeldoorn 1980 57 p. 18 kaartbijlagen. 100. Taverne, E. In 't land van belofte: in de nieue stadt. Ideaal en werkelijkheid van de stadsuitleg in de republiek 1580- 1680. Gary Schwartz, Maarssen 1978 582 p. 101. Thurlings, Th. M. M. en J. M. Smit. Het bestemmingsplan buitengebied als beleidsinstrument. Stedebouw en Volks huisvesting, januari 1977, p. 3-13. 102. Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Modelbouwveror dening. Deel 1: tekst; deel 2: toelichting. Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Den Haag 1981. 452 274 p. 103. Wastiels, F. Administratieve gids voor wie bouwt of verka velt. UGA, Heule 1974. 223 p. 104. Weeber, C. Formele objectiviteit in stedebouw en architec tuur als onderdeel van rationele planning. Plan 1979, no. 11, p. 26-35. 105. Werf, F. van der. Thematiek van stedelijke ruimten. Plan 1980, no. 11, p. 30-40. 106. Werff, M. van der en F. de Zeeuw. Voorbescherming; over de bescherming in de periode voordat een ontwerpbestem- mingsplan ter visie is gelegd. Stedebouw en Volkshuis vesting, februari 1978, p. 93-99. 107. Werkgroep Kleuren en Tekens op Stedebouwkundige Plan nen: Voorstellen inzake uniforme aanduidingen op stede- bouwkundige kaarten. Samsom, Alphen aan den Rijn 1967. 31 p. kaartbijlagen. 108. Werkgroep Kleuren en Tekens op Stedebouwkundige Plan nen: Bestemmingsplankaarten, codering, arcering en kleur. Samsom, Alphen aan den Rijn 1980. 45 p. 109. Wessels, J. E. P. E. De coördinatie en instandhouding van de maatvoering bij de voorbereiding en uitvoering van be stemmingsplannen. NGT Geodesia 1980, p. 133-145. 110. Wet op de Ruimtelijke Ordening en Woningwet. Samsom, Alphen aan den Rijn 1966. 275 p. 111. Wikforss, Askadlig planredovisning. Om bildberattande i fysiks planering. Statens rad för byggnadsforskning, Stock holm 1977. 243 p. 112. Willems, J. W. F. M., e.a. (red.). Jurisprudentie bestem mingsplannen. Vuga, Den Haag 1978. Losbladig. 113. Witt, G. F. en J. Nicolai. De gemeentelijke landmeetkundige dienst. Geodesia 1966, p. 5-24. 114. Witte, H. (red.). Vereinheitlichung von Planzeichen für Flachenwidmungsplane. Österreichische Gesellschaft für Raumforschung und Raumplanung, Wien 1979. 81 p. 115. Zee, J. van der. Het matenplan. Geodesia 1966, p. 171-175. 116. Zundert, J. W. van. Het bestemmingsplan. Samsom, Alp hen aan den Rijn 1973. 193 p. door M. C. J. Broos, Landmeetkundig ambtenaar A bij het Kadaster. Bij het beschrijven van de geschiedenis van belangrijke werken op het gebied van verkeer en waterstaat in de vorige eeuw, zowel in Nederland als in België, blijken archiefstukken van het Kadaster een onmisbare schakel te vormen ter verkrijging van een afgerond geheel. Vooral ten aanzien van Belgische spoorwegmaatschappijen, waarvan door de jaren heen weinig of geen archivalia bewaard zijn gebleven, zal meer dan eens blijken, dat het Kadaster voor geschiedkundigen een waardevolle bron van informatie kan betekenen. Moge onderstaande verhandeling aan deze stelling een bijdrage leveren. Nadat in 1850, op initiatief van de nog jonge Koning Willem III, tussen de Nederlandse en Belgische regering onderhandelingen waren geopend om te komen tot een spoorwegverbinding tussen de beide koninkrijken, kwam op 9 juli 1852 een daartoe strekkend verdrag tot stand. Korte tijd later werd aan de heer Louis Gihoul concessie verleend voor de aanleg van een spoorweg van Antwerpen over Roosendaal naar de Roode Vaart. Louis Gihoul, oorspronkelijk van Franse afkomst, had uitgestrekte gronden in eigendom in de omgeving van Essen. Hij was gehuwd met een dochter van een vermo gend Brusselse bankier. Het laat zich dan ook verklaren, waarom Louis Gihoul een spoorweg over Roosendaal, even ten noorden van Essen, wilde aanleggen. Ofschoon de Nederlandse regering een tracé over Breda had voorgestaan, moest men hiervan afstappen, aange zien Louis Gihoul uitsluitend bereid was over Roosendaal naar het Hollands Diep te gaan. Voorts bleek hij de enige gegadigde te zijn, die over een financiële zekerheid kon beschikken. De concessie werd ingebracht in de op 18 november 1852 opgerichte naamloze vennootschap „Société Ano- nyme des chemins de fer d'Anvers a Rotterdam" met een beginkapitaal van 12 500 000 B.frs. Het ingeschre ven kapitaal was hoofdzakelijk van Engelse oorsprong. Hoewel in de oorspronkelijke vorm van de concessie een eindpunt aan de monding van de Roode Vaart werd ver meld, is men in een later stadium uitgeweken naar de haven van Moerdijk. Het doel van de spoorwegmaatschappij was uiteraard Rotterdam te bereiken; een stoombootdienst zou de rei zigers en goederen echter van Moerdijk naar Rotterdam brengen. Louis Gihoul legde er telkens de nadruk op, dat de stoombootdienst vanaf Moerdijk was te beschouwen als iets zeer voorlopigs. Het overbruggen van de grote rivierendelta was in die tijd echter, zowel in technisch als in financieel opzicht, een te gewaagde onderneming voor een particuliere maatschappij. Onder leiding van J. G. W. Fijnje, die voor de aanleg van de spoorweg op het Nederlandse grondgebied was aan gesteld, vorderden de werkzaamheden gestaag. De spoorweg werd in gedeelten voor het publiek open gesteld. Bij het laatste gedeelte, vanaf Zevenbergen tot het Hollands Diep, zou de maatschappij echter met tegenspoed te kampen krijgen. Al in november 1853 ondertekenden 43 inwoners van het naburige dorp Moerdijk een bezwaarschrift tegen het ontworpen eindpunt. Zij wilden de spoorweg in hun dorp laten eindigen, ten einde ,,de Inwoners der plaats te be hoeden voor den ongelukkige lotsverwisseling, welke bij eene eventueele daarstelling van het station te Roode Vaart onvermijdelijk ten gevolge moet hebben, nament- lijk om zonder middelen van bestaan te geraken". Ook gemeente- en polderbesturen waren dezelfde me ning toegedaan. Aanvankelijk hechtte de spoorweg maatschappij weinig waarde aan deze bezwaarschriften. Het kwam zelfs nog tot een aanbesteding voor het gra ven van een haven aan de Roode Vaart. 14 NGT GEODESIA 83

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 18