Maar in de loop van de zomer van 1854 kreeg deze zaak een wending. De uitvoering van de werken ter verbete ring van de scheepvaart in de Dordtsche Kil deed nl. een dreigende verzanding van de monding van de Roode Vaart ontstaan. Trouwens, al bij de eerste opmetingen in de daaraan voorafgaande winter was gebleken, dat er zich een zandbank langs de oever van het Hollands Diep vormde, juist ter plaatse waar de nieuwe haven zou moeten worden aangelegd. Naast de andere rekestranten kwam nu ook de spoor wegmaatschappij tot het inzicht om een verzoekschrift aan de Minister van Binnenlandse Zaken in te dienen, ten einde een wijziging van de lipjing van het laatste ge deelte der spoorweg te bewentstelligen. De spoorweg zou in dat geval de oorspronkelijke richting blijven vol gen tot aan einde van de Nassaupolder, nabij ,,de Hof stede Logtenburg", om vervolgens af te buigen naar de Buitendijk en te eindigen bij de haven van Moerdijk. Hierdoor maakte men een omweg van ongeveer 150 meter in de Nassaupolder, wat slechts een kwart minuut rijtijd zou betekenen. Men kon echter moeilijk meer afwijken van het oor spronkelijke tracé in de Nassaupolder, als gevolg van het feit dat de onteigeningen bijna achter de rug waren. Ook was men al ver gevorderd met de werkzaamheden. Bo vendien kon men later altijd nog besluiten alsnog een nieuwe haven aan de Roode Vaart te maken. De voor naamste reden was echter, dat onteigeningen in de Nas saupolder niet meer mogelijk zouden zijn zonder een nieuwe wet op „onteigeningen ten algemeen nut". Dit bezwaar gold niet voor het laatste baanvak, omdat het de spoorwegmaatschappij was gelukt alle benodigde gronden bij minnelijke schikking aan te kopen. De inwo ners van Moerdijk en omgeving waren ook in dit opzicht genegen alle medewerking te verlenen om de welvaart zo spoedig mogelijk in hun dorpje te verkrijgen. „Eene Onderhandsche akte" (onder nadere goedkeu ring overeengekomen en in viervoud opgemaakt te Roo sendaal op 1 november 1854, maar pas op 1 juni 1860, onder deel 318 no. 30, overgeschreven ten kantore der Bewaarder der Hypotheken en van het Kadaster te Bre da) geeft ons inzage in de „Overeenkomst betrekkelijk de gewijzigde rigting des spoorwegs van Antwerpen naar Rotterdam strekkende van Roode Vaart naar den Moerdijk". Tot vaststelling hiervan „vereenigden zich, Hendrik Johannes Rose, Ingenieur bij 's Rijks Waterstaat te Breda, als daartoe gemagtigd krachtens eene missive van den Heer Minister van Binnenlandsche Zaken, en Johannes Gerardus Wijbo Fijnje, Inge nieur der Naamlooze Maatschappij van den Spoorweg van Antwerpen naar Rotterdam, als daartoe door den. Raad van Administratie dier maatschappij gemagtigd". Niet minder dan 18 voorwaarden worden in de akte op gesomd. Een duidelijk beeld van de gewijzigde richting van de spoorweg wordt door de situatietekeningen met bijbehorende tekst weergegeven. Als voornaamste be palingen kunnen in het kort worden aangehaald: Alle benodigde percelen moeten bij minnelijke schik king worden aangekocht. De spoorwegmaatschappij moet alle rijkseigendom men ten zuidwesten van de haven van Moerdijk in beheer en onderhoud overnemen „om daarvan in het belang der spoorwegexploitatie, als stationsinrigting en ladingsplaats gebruik te maken". De spoorwegmaatschappij moet reeds nu eveneens ten zuidwesten van de haven gelegen gronden, be stemd voor latere uitbreidingen, aankopen. Op kosten der spoorwegmaatschappij moet een ver breding en verdieping van de haven, met bijbehoren de werken langs de noordoost zijde, worden uitge voerd. Het Rijk zal op haar beurt deze werken in be heer en onderhoud overnemen. De oostelijke haven kade zal blijven dienen voor de veerdienst Moerdijk- Willemsdorp en de particuliere scheepvaart. Het westelijke havenhoofd met paal- en rijswerken ter lengte van 82 m blijft eveneens in eigendom, be heer en onderhoud bij het Rijk. De spoorwegmaatschappij mag de reeds verkregen gronden, gelegen aan de Roode Vaart, zonder tus senkomst van de Minister van Binnenlandse Zaken, niet vervreemden. haven station - Hollandsch D»ep- oode Vaart ZevenDeroen station get M.CJ- Broos 0 750 1500m i- SA. des chemins de fer dAnvers a Rotterdam Fig. 1Situatie spoorweg Zevenbergen - Moerdijk 1855. Deze overeenkomst werd op 3 februari 1855 officieel goedgekeurd door de Minister van Binnenlandse Zaken. Aan het gewijzigde tracé naar Moerdijk was tot dan toe nog niets verricht. In de eerste maanden van 1855 liepen de nog resterende werkzaamheden grote stagnatie op door het invallen van de strenge vorst. Eind maart 1855 was men met ongeveer 350 arbeiders werkzaam bij de aanleg van het laatste stuk van de spoorweg naar Moer dijk. De spoorstaven waren grotendeels gelegd. Voorts kon men een aanvang maken met het ophogen van de buitengronden te Moerdijk, bestemd voor het stations complex. NGT GEODESIA 83 15

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 19