ten waren opgesteld (dat kon toen nog). Waren de bestemmingen op de kaart nu bindend, ook al ontbraken definities en voorschriften? In het geval Eindhoven-Aussems (7) besliste de Hoge Raad (de ene hoogste rechter) van ja: de gemeente week af van de aangegeven bestemmingen ,,weg" en „plantsoen", hoewel ze geen afwijkingsbevoegdheid had. Door verbreding van de weg werd de realisering van de bestemming „plantsoen" onmogelijk gemaakt. De verdediging van de gemeente mocht niet baten. Ze beschouwde het uitbreidingsplan als een algemene zich tot de overheid richtende beleidslijn; het zou gaan om een bestuurlijke richtlijn voor de gemeente, waarvan het karakter voortvloeit uit het beginsel van behoorlijk bestuur, dat de overheid zich althans in grote lijnen en in het algemeen behoort te gedragen naar door haar ge publiceerde plannen. De Hoge Raad kon echter hiervoor geen steun vinden in de wet, en evenmin in rechtspraak of in recente literatuur. Daarmee stelde ze duidelijk vast, dat het bestemmingsplan niet alleen de burgers bindt (zoals de gemeente meende), maar óók de overheid. In dit geval bestond het bestemmingsplan alleen uit een, waarschijnlijk meetkundig correcte en ook overigens duidelijke, kaart. Bij gebreke van voorschriften werd hij door de Hoge Raad bindend verklaard, maar daaruit mag naar mijn mening nog niet worden geconcludeerd dat nu elke bestemmingsplankaart, zowel wat de bestemmin gen als het lijnenwerk betreft, volstrekt bindend is. Met betrekking tot de bestemmingen op de kaart merkt Crince Le Roy naar aanleiding van een uitspraak van de afdeling Rechtspraak op (8): ,,De hierboven gepubliceerde uitspraak leert intussen, dat men de juridische betekenis van de bestemmingsplankaart niet mag overtrekken". En wat te doen wanneer kaart en voorschriften elkaar tegenspreken? In de Belgische wet hebben, volgens Wastiels (9), alle voorschriften van de plannen dezelfde bindende kracht, ongeacht of zij grafisch zijn of niet, en er mag alleen van worden afgeweken in de gevallen en in de normen door de wet bepaald. Veel plannen van aanleg zouden de bepaling „de grafische voorschriften hebben voorrang op de teksten" bevatten. Maar wat zegt de voorzitter van de afdeling Rechtspraak van de Raad van State (de hoogste rechter in de uitspraak van De Haan) op 8 juli 1980 (10)?: „Indien de plankaart bij nameting blijkt af te wijken van de ge schreven voorschriften, dienen in verband met de rechtszeker heid de voorschriften te worden gevolgd. Deze geven immers de bedoeling van de planwetgever het meest nauwkeurig weer". Jammer voor de geodeten, zou je zeggen, maar het woordje „immers" brengt je aan het twijfelen: zou de, voorzitter meer vertrouwen hebben in de verbale uit drukkingsvaardigheid van stedebouwers en juristen dan in hun kartografische taalbeheersing? Bij een dergelijke stand van zaken word je nieuwsgierig. Het register van het tijdschrift Bouwrecht levert via de ingangen „bouwperceel", „globaal plan", „plankaar- ten" en „rooilijn" veel interessante lectuur op (11), als ook het trefwoord „plankaart" in de bundel Jurispru dentie Bestemmingsplannen (12). Uit meetkundig oog punt is deze lectuur zeker niet schokkend, met uitzonde ring misschien van een kroonuitspraak over het bestem mingsplan „Overwhere 1973" van de gemeente Purmer- end, waarin een vaart 15 m verkeerd zou liggen (13). Nu zegt de jurisprudentie zeker niet alles, want veel pro blemen worden natuurlijk intern binnen de gemeenten opgelost en op de omvang en ernst hiervan krijg je via de literatuur helaas geen zicht. Ook het Rapport van de Studiecommissie „GBKN- Bestemmingsplannen" (14) is hierbij, anders dan je zou mogen verwachten, niet behulpzaam. Het behandelt uit voerig de bestaande voorschriften met betrekking tot in houd en uiterlijk van de bestemmingsplannen, de relatie GBKN-kadastrale kaart en de financiële aspecten komen aan bod; zelfs wordt de toepassing van de GBKN voor andere plannen besproken, maar er wordt amper inge gaan op de meetkundige, juridische en financiële proble men, die bij toepassing van slecht kaartmateriaal, ook in de voorbereiding, kunnen optreden: ,,De nauwkeurigheid van de maatvoering is voor de stede- bouwkundige geen hoofdzaak, doch de ligging van een object op de kaart mag niet te veel verschillen van de werkelijke lig ging. Dit met het oog op het voorkomen van bezwaren van be langhebbenden tengevolge van onjuistheden op dit punt". (15) En wat dan, wanneer het plan moet worden gereali seerd? Naar mijn mening had de relatie ondergrond- bestemmingsplankaart moeten worden onderzocht in het totale proces, van voorbereiding tot en met uitvoe ring. 1.3. Wat wordt er geregeld? De vraag naar de betekenis van het lijnenwerk in een be stemmingsplankaart wordt mij niet alleen ingegeven door mijn geodeet zijn en stedebouwkundige interesse, maar ook door een sterke belangstelling voor wat nu eigenlijk precies wordt en ook kan worden geregeld in een bestemmingsplan. Waar grijpen de regels, in kaart en tekst, op aan, hoeveel ruimte laten ze open, hoeveel rek zit erin, tegen welke krachten zijn ze bestand? Het procedurele aspect is natuurlijk van belang, maar uitein delijk gaat het toch om een juridisch document, dat de ontwikkeling van de ruimte zal beïnvloeden, dus om het inhoudelijke aspect. Al het praten en overleggen is niet alleen een gezelschapsspel (hoewel het daar steeds meer op begint te lijken), maar ook een werkproces om tot schriftelijke en grafische afspraken tussen overheid en burgers te komen over indeling en gebruik van de ruim te. Bij de horizontale en verticale coördinatie van de planning kan niet worden volstaan met te spreken over coördinatie van „het" bestemmingsplan en „het" land inrichtingsplan, maar moet worden gekeken naar wat het beste in het ene plan kan worden geregeld en wat in het andere, dus naar de inhouden van de verschillende plannen. „Het falende bestemmingsplan, geen louter procedurele kwestie", roept Van der Ree uit in het Nederlands Juristenblad (16), en hij pleit voor een onder zoek naar de afwijkingen tussen plan en werkelijkheid, om inzicht te krijgen in het realiteitsgehalte van de be stemmingsplannen in hun huidige juridisch-technische opzet. Hij vraagt zich af, of het bestemmingsplan niet te ver gaat in zijn stedebouwkundige detaillering; een plan dient bestemmingen aan te geven, ruimtelijke functies, en niet ruimtelijke vormen. In de praktijk vind je dit ge realiseerd in het globale bestemmingsplan (17) en in zijn Duitse en Franse equivalenten: het Flachennut- zungsplan en het Plan d'Occupation des Sols (POS) (18). Een schitterend voorbeeld is het globale bestem mingsplan voor het centrum van Zoetermeer, waarin op een kaart per vierkant van 50 x 50 m functies zijn aange geven met een toegestane plaatsafwijking van één vier kant (19). Maar zo is het stedebouwkundige produkt aan de hand van de plankaart en de voorschriften misschien onvoldoende voorspelbaar. Hier rijst dus het probleem wat je met een bestemmings plan in het algemeen jmoet en kan regelen: functies of de stedelijke en landschappelijke ruimte in meer architecto- NGT GEODESIA 83 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 5