Bij de grafisch vastgelegde grenzen op de bestem- mingsplankaart kan je vragen naar de precisie: hoe nauwkeurig moet een grens zijn vastgesteld om juridi sche en technische ongelukken te voorkomen? Dit geldt voor alle lijnen in het plan. Anders echter dan een ka dastrale grens, is bijvoorbeeld een bestemmingsgrens niet een meer of minder nauwkeurige beschrijving van een bestaande situatie, maar een grafisch genoteerde ju ridische norm. Normen kennen afwijkings- en onthef fingsmogelijkheden, en er zou dus kunnen worden on derzocht wanneer en in welke mate er van de norm kan worden afgeweken, of feitelijk wordt afgeweken. 2.2. Technische en juridische betekenis Onder technische betekenis versta ik hier de rol die de lij nen op de kaart, en allerlei maten hierop en in andere voorschriften opgenomen, vervullen in het ruimtelijke inrichtings- en beheersproces, ongeacht hun juridische status. Ik denk hierbij aan stedebouwkundige aspecten als verschaffen van veiligheid en licht en lucht, scheiding van functies, vormgeving van de ruimte. Ook valt hier onder de relatie van de lijnen op de bestemmingsplan- kaart met de lijnen op de kaarten die worden gebruikt bij de voorbereiding en de realisatie van een bestemmings plan. Een bestemmingsplan is echter niet een vrijblijvende werktekening. Het heeft naast een technische, vooral een juridische betekenis (26): het schept verplichtingen van de overheid jegens de burgers en omgekeerd. Wan neer iemand wil bouwen of graven, zal hij daartoe een vergunning nodig hebben. De aanvraag wordt mede ge toetst aan het bestemmingsplan. Ook de overheid kan niet zomaar van het plan afwijken (zie de zaak Eind- hoven-Aussems). Tot de vragen met betrekking tot de juridische betekenis behoren: in hoeverre zijn lijnen en maten bindend gezien hun verschillende precisie en afwijkingsmogelijkheid? Welke sancties staan er op overschrijding van de gren zen, op het buiten de perken treden? Wanneer wordt iemand, door het trekken van een lijn of het stellen van een maat, in het meest doelmatige gebruik beperkt? Hoe ligt de aansprakelijkheid bij fouten in de kaart? Hoe ver antwoordt de overheid het aangeven van een grens, welke argumenten, behalve technische, kan ze daarvoor aanvoeren? De juridische en technische betekenis van de lijnen op de kaart kan in een beperkt verband, bijvoorbeeld een blok je nieuwbouwwoningen worden bekeken, maar het kan ook zijn dat de werking van een lijn, door zijn bijzondere plaats in bijvoorbeeld een stedelijke structuur, over een veel ruimer gebied uitstraalt. Illustratief is de discussie over de rooilijn in de Sint Anto- niebreestraat in Amsterdam, uitvoerig beschreven en geanalyseerd in ,,De uitgespeelde gemeenteraad" van A. J. Hoekema (27). De rooilijn was 12 m naar achteren gepland, om een doorbraak door de Nieuwmarktbuurt mogelijk te maken, wat in strijd was met een eerder ge nomen raadsbesluit. Verzet van verschillende zijden leid de uiteindelijk tot een oplossing, waarbij de rooilijn maar 3)4 m werd teruggelegd. Op de te brede brug naar de Jodenbreestraat kan men nu 's zomers koffie drinken, waar anders het verkeer zou hebben voortgeraasd. 2.3. Bebouwde kom, stadsuitleg en buitengebied „Het" bestemmingsplan bestaat niet. Ook al maakt de wet geen onderscheid, in de praktijk is er zeer veel varia tie, afhankelijk van het gebied waarop het plan betrek king heeft, en ook afhankelijk van de wijze van regeling bij verschillende stedebouwkundige bureaus, gemeen ten en provincies. In de probleemstelling heb ik onderscheid gemaakt tus sen een drietal plantypen. Deze worden in de literatuur meestal afzonderlijk behandeld, en vallen dan ook onder nogal verschillende bestuurlijke en disciplinaire regimes. Plannen voor de bebouwde kom zijn slechts verplicht voor een beschermd stadsgezicht krachtens de Monu mentenwet en voor stadsvernieuwing. In het eerste ge val zal dan sterk de nadruk liggen op de conservering van de verschijningsvorm: rooilijnen, bouwmassa's, materiaal en kleur. Ook de functies worden geregeld, maar dit is in verband met de sterke menging nog een stuk lastiger. Een plan voor stadsvernieuwing zal, zeker wanneer er grootschalig wordt gesaneerd, al meer het karakter kunnen krijgen van een plan voor stadsuit breiding. Voor stads- en dorpsuitleg (en voor het stichten van nieuwe steden) is kenmerkend, dat de bestemmingen zeer los staan van de bestaande toestand. Weiland wordt bestemd tot woongebied, bestaande topogra fische en eigendomsgrenzen verdwijnen. Houvast bij het plaatsen van de lijnen ontbreekt, en er is ook onzeker heid of alles wel zo zal kunnen worden gerealiseerd als op de tekening staat, zeker wanneer onder druk van de economische omstandigheden nog verder moet worden verdicht. Deze onzekerheid heeft geleid tot het globale of vlekkenplan, waarin alleen een aantal hoofdbestem mingen is weergegeven die later, via uitwerkingsplan nen, verder zullen worden gedetailleerd. Het bestemmingsplan buitengebied kan weer meer con serverend zijn, ter bescherming van landschappelijke en natuurwaarden, maar zal ook een kader moeten bieden voor allerlei landinrichtingsactiviteiten. Evenals bij de plannen voor de bebouwde kom is er een duidelijke rela tie met de bestaande eigendoms- en gebruikstoestand, wat onder andere tot uiting komt in bouwpercelen rond bestaande boerderijen. Het zou in het kader van de probleemstelling interessant zijn om na te gaan wat de overeenkomsten en verschil len zijn tussen de in de verschillende plantypen toege paste regelingen met maat- en liggingsaspecten, maar een dergelijk overzicht is me niet bekend. 2.4. Relatie met andere (meest verbale) regelingen De bestemmingsplankaart is maar een deel van het plan: er horen ook voorschriften en een toelichting bij. Alleen de kaart en de voorschriften zijn juridisch bindend, wat natuurlijk niet wegneemt, dat ook de toelichting invloed zal hebben op de toepassing van het plan. Zowel voor schriften als toelichting kunnen maataspecten bevatten en moeten dus in het onderzoek worden betrokken. Er zijn ook relaties met andere plannen, zoals met het streekplan, de structuurschema's en schetsen en het landinrichtingsplan. Ze hebben gevolgen voor de plaats van de lijnen in het bestemmingsplan. In Duitsland en Frankrijk kunnen plannen van hoger orde in het bestem mingsplan worden overgenomen. In Nederland kunnen Gedeputeerde Staten aanwijzingen geven (art. 37 WRO). Ook andere wetten en verordeningen bevatten ruimtelij ke voorschriften: de bouwverordening, waterschaps keuren, het burenrecht, privaatrechtelijke overeen komsten bij gronduitgifte. Hun relatie met het bestem mingsplan wordt uitvoerig behandeld door Straver in diens „Juridische aspecten van de kwaliteit van het bou wen" (28). NGT GEODESIA 83 5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 7