De bestemmingsplankaart geeft dus geen volledig beeld van alle publiekrechtelijke beperkingen en gaat daarin, voor zover ik nu kan overzien, minder ver dan de verge lijkbare Duitse en Franse produkten. Hier rijst de vraag: wat moet en kan er allemaal in de kaart worden op genomen? Naast wetten, verordeningen, plannen, richtlijnen enz. met juridische status zijn er ook nog allerlei in de praktijk gehanteerde kengetallen, die invloed hebben op de vorm van de ruimte en de ligging van lijnen op de kaart (grootte van een parkeerplaats, breedte van een weg of fietspad enz.). 2.5. Relatie met andere kaarten, en met de werkelijkheid Het bestemmingsplan is een geheel van voorschriften met betrekking tot een veranderende werkelijkheid. Een deel van die werkelijkheid is, bewegingsloos, op de plan kaart afgebeeld: de ondergrond, met topografische en kadastrale gegevens. Andere gegevens waarop de plan kaart is gebaseerd, bijvoorbeeld andere plannen, eigen domsverhoudingen, inventarisatiekaarten van bestaan de functies, stedebouwkundige ontwerpen, zijn niet op de plankaart te zien (29). De plankaart zal gedeeltelijk althans weer uitgangspunt worden voor nieuwe kaar ten, bijvoorbeeld voor grondverwerving en gronduit- gifte. Ik zal deze relaties hier kort behandelen, met het accent op het stedelijke uitbreidingsproces. Voor bebouwde kom en buitengebied zal het proces anders lopen, maar ook hier zal een pakket kaarten worden gemaakt vóór het plan en een na de totstandkoming hiervan. De ondergrond Volgens art. 11 Besluit Ruimtelijke Ordening moeten bestemmingsplankaarten worden getekend op een dui delijke topografische ondergrond. Voor zover in het plan gronden zijn begrepen die in de naaste toekomst voor bebouwing in aanmerking komen, moeten deze gedeel ten worden vervat in één of meer kaarten op een schaal van tenminste 1 op 2 500, waarop de kadastrale grenzen, sectie en nummers van de in deze gedeelten van het plan begrepen percelen zijn aangegeven. Hier rijzen al meteen enkele vragen: 1. In hoeverre wordt bij de ontwikkeling van het be stemmingsplan rekening gehouden met die topografi sche ondergrond, dat wil zeggen wat is het verband tussen bestemmings- en bebouwingsgrenzen en de topografische objecten? 2. Wat is de invloed van eigendomsverhoudingen op de ligging van de verschillende bestemmingen? 3. Hebben de bepalingen van het bestemmingsplan be trekking op het kadastrale perceel of op iets anders? 4. Welke afwijkingen in de ondergrond zijn toegestaan? De topografische ondergrond zal bij plannen voor de be bouwde kom en voor het buitengebied meestal duidelijk tot uiting komen in de bestemmings- en bebouwings grenzen, omdat het immers vaak om de bescherming van bestaande structuren gaat. Bij stadsuitbreidingen kan de bestaande verkaveling de ontwerpers inspireren tot een stedelijke vorm, waarin de oude topografie her kenbaar blijft. Een mooi voorbeeld hiervan, waarin ook eigendomsverhoudingen meespeelden, is het plan Wa- geningen-Noordwest van het stedebouwkundig bureau OD 205 (30). Niet alleen topografische gegevens, maar ook eigen domsverhoudingen kunnen de structuur van een stad bepalen. Vroeger, toen onteigening en grootschalige stadsuitbreiding nog niet zo gebruikelijk waren, kocht een aannemer een aantal weilanden, legde daar een straat op aan en bouwde er huizen. Ik vind het altijd weer intrigerend om op grootschalige stadskaarten (waar alle percelen op staan) de oude eigendomsstructuren op te sporen (31). Soms is er van hogerhand een fraai regel matig stratennet geprojecteerd, maar is achter de rooilij nen nog de oude verkaveling terug te vinden (32). Om de wantoestanden die dat oplevert te voorkomen, is in Duitsland de „Baulandumlegung" en in Frankrijk de „remembrement urbain" ingevoerd (33). Wij hebben de problemen opgelost door alles aan te kopen of te ont eigenen, hoewel, als ik op p. 10 van de publikatie „Mo dellen en plannen" van de Stichting Architecten Re search (34) het volgende lees: ,,ln het kader van dit voorbeeld is het van weinig belang om eigendomsverhoudingen mee te laten spreken: aan dit aspect is dan ook geen aandacht besteed", dan zou ik kunnen concluderen, dat eigendomsverhou dingen nog wel degelijk van belang zijn bij het ontwer pen van bestemmingsplannen. Dat zal zeker het geval zijn bij het opstellen van plannen voor de binnensteden. Interessant is ook de vraag, waar de verschillende be stemmingen en gebruiksbepalingen nu precies betrek king op hebben: op elk perceel (of stuk grond van één eigenaar) afzonderlijk, of op een groter gebied. In Duits land en Frankrijk, waar de bestemmingswetgeving nog veel sterker op het bouwen is georiënteerd dan bij ons, waar eigendom heilig is en het vrijstaande eigen huis het ideaal, grijpen de bepalingen duidelijk op het perceel aan. In Frankrijk kan je als eigenaar zelfs een „déclara- tion d'urbanisme" verlangen van de overheid, waarin precies staat omschreven wat je op je perceel allemaal wel en niet mag doen (35). Wat Nederland betreft: ik herinner me nog een Interuniversitaire Studiegroep Pla nologie, waarin werd voorgesteld de variatie in de ver houding tussen hoeveelheid bouwland en hoeveelheid grasland in een bestemmingsplan vast te leggen. Op die wijze hangt wat de ene eigenaar mag doen af van wat de andere doet. Iets dergelijks kom ik ook tegen in de z.g. blokzijdemethode voor een oude kern (36), en ook hierbij vraag ik me af of dat zo maar kan. Welke afwijkingen zijn in de ondergrond toegestaan? Moet de ondergrond op meetkundig juiste wijze de situa tie weergeven? Op Nederlandse bestemmingsplankaar ten ontbreekt een „waarmerk", maar bij onze ooster buren ligt dat toch wel anders: ,,Eine Voraussetzung für die Verbindlichkeit eines Bauleitplans ist, dass der Plan den unterschriebenen Vermerk des Vermes- sungsamtes (ersatzweise eines öffentlich bestellten Vermes- sungsingenieurs) darüber tragt, dass die kartographische Dar- stellung und die geometrischen Festlegungen mit der Örtlich- keit übereinstimmen" (37). Het randschrift van een in een andere publikatie (38) ge reproduceerd (model)bestemmingsplan gaat zelfs nog verder: „Die Planunterlage entspricht dem Inhalt des Liegenschafts- katasters und weist die baulichen Anlagen sowie Strassen, Wege und Platze vollstandig nach (Stand vom 10.1.64). Sie ist hinsichtlich der Darstellung der Grenzen und der baulichen An lagen geometrisch einwandfrei. Die Übertragbarkeit der neu zu bildenden Grundstücksgrenzen in die Örtlichkeit ist einwandfrei möglich. Celle, den.Vermessungsoberrat Zou de man hierop kunnen worden aangesproken? Zijn collega uit Kleef is, volgens een Bebauungsplan 1 500, wat voorzichtiger: „Die vorliegende Plangrundlage ist z.T. eine Abzeich- nung Vergrösserung der Katasterflurkarte. Die Flurkarte ist entstanden 1964-1970 im Masstab 1 500 bzw. 1 1000 6 NGT GEODESIA 83

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 8