nog niet gehad over je soortgelijke activiteiten buiten de TH, waar eveneens wetenschappelijke visie en organisatorische capaciteiten hand in hand gingen. Ik noem hier de reorganisatiecommissie van de IAG, en natuurlijk je werk als secretaris-generaal van de FIG. Een paar zinnen uit het boek waarin de geschiedenis van 100 jaar FIG is neergelegd, spreken boekdelen voor de goede verstaander. Over het FIG congres dat in 1958 hier in Delft werd gehouden, wordt gezegd: „Het technisch-wetenschappelijke werk van de 7 FIG commissies kreeg een nieuwe en duurzame impuls... Het voorstel, het Office International du Cadastre et du Régime Foncier met steun van het Nederlandse Ministerie van Financiën verder te ontwikkelen werd met applaus begroet. Het FIG embleem werd ingevoerd. Voor het eerst werden alle 96 rapporten woordelijk in de taal van de auteurs in het congresverslag gepubliceerd, met alle administratieve rapporten en resoluties in drie talen. Dit uitnemen de congresverslag werd richtinggevend voor alle congresverslagen na 1968. De uitgave werd door Unesco gesteund". Tot nu toe heb ik voornamelijk gesproken over het om- en bijwerk. De kern van je werk, je hebt het zelf al aangeduid, heeft natuurlijk altijd gelegen bij onderwijs en onderzoek, waarvan de vroegere regeringscommissaris Posthumus zei, dat ze schering en inslag van één weefsel waren. Dit gezegde is bijzonder treffend van toepas sing op jouw werk. Het is vaak voorgekomen, dat je bij de voorbe reiding van colleges nieuwe resultaten vond, of een nieuw idee kreeg, dat dan meteen enthousiast de volgende morgen voor het voetlicht werd gebracht. Of het altijd direct over het voetlicht kwam, is een vraag: je medewerkers hebben weieens bezorgd het hoofd geschud. Ik geloof dat je je trouwens over de appreciatie door studenten van nieuwe vondsten niet al te veel illusies maakte, in het voetspoor van Tienstra die in zulke situaties placht te zeggen: „Ze vreten het als roggebrood". Maar na een poosje werden vernieuwingen uiterst zorgvuldig en verzorgd in collegedictaten of publikaties neergelegd. Ook dit is weer een constatering die gemakkelijk wordt uitgespro ken, maar ik hoef zeker de velen in deze zaal die onderwijs en on derzoek verzorgen, niet te vertellen wat er, voor een mens met een geweten, komt kijken als je de zaak eindelijk eens netjes gaat op schrijven. Het was wel zo, dat je dan vroeger vaak zei: „Ziezo, dat is nou goed voor mekaar, dat kunnen ze mooi lezen en dan kan ik op 't college wat nieuws vertellen". Je onderwijs bleef steeds in beweging. De vakken waarom het ging, waren niet gemakkelijk, en bij alle zorg die je aan het onder wijs besteedde, heb je er nooit veel voor gevoeld om een pittige pil van een suikerlaagje te voorzien, en zeker niet om zo'n pil door weglating van essentiële ingrediënten te veranderen in een hapklaar brokje. Je hebt een heel centraal stuk van algemeen belang voor de geodetische opleiding verzorgd. De vorige spreker heeft al verteld van hoeveel betekenis je leerlingen in engere zin voor de Neder landse praktijk zijn. Maar ook zij die in andere richtingen zijn af gestudeerd, zijn zich heel vaak bewust van de vorming die ze van je hebben gekregen; dat geldt zelfs voor mensen die na hun pro- paedeuse een andere studierichting hebben gekozen. Dat je onderwijs in je onderzoek wortelde, wil ik op zichzelf niet als iets bijzonders presenteren, zo hóórt het te zijn. Maar opvallend is wel de omvang en de intensiteit van die relatie. Je hebt daarstraks zelf aangeduid, dat je het onderzoek als maatgevend beschouwt, ongetwijfeld ook voor wat je eigen werk betreft. Universitair onder zoek moet worden gemeten met internationale maatstaven, zeker in een klein land waar niet veel vergelijkingsmateriaal is, en zeker in de geodesie met zijn sterke internationale contacten. Je hebt als eerste in internationaal verband de toetsingstheorie uit de mathe matische statistiek op geodetische problemen toegepast en later verder ontwikkeld voor die problemen. Het Laboratorium voor Geo detische Rekentechniek kreeg al spoedig na zijn oprichting de taak als een van de rekencentra de eerste vereffening van het Europese waterpasnet uit te voeren, waarbij de toetsingstheorie werd toege past. Met die toepassing van statistische methoden, maar daarmee niet alleen, heb je al gauw het respect van de internationale geode tische wereld gewonnen. Je werk als voorzitter en als lid van ver schillende Special Study Groups van de Internationale Associatie voor Geodesie en je reeks van latere publikaties hebben dat respect gecontinueerd en verdiept, vooral omdat de oplossing van specifie ke problemen altijd voortkwam uit een breed fundamenteel kader, uit een visie en een eruditie waarvan je ons ook vandaag hebt laten genieten. Toch heb ik de indruk dat in het begin dat internationale respect wat afstandelijk was. Er moest eerst een nieuwe generatie geode ten komen om enerzijds de grote praktische waarde te beseffen van je gedachten over bijvoorbeeld integraal ontwerp, berekening en analyse van netwerken, anderzijds de diepe theoretische en dus ook praktische betekenis te doorgronden van je modeltheorie, onder meer verbonden met de S-transformaties en met je theorie betreffende verbinding van geometrische en gravimetrische geode sie. De laatste tien jaar konden wij zien dat je werk niet alleen werd gerespecteerd, maar gaandeweg steeds meer werkelijk aansloeg. In het buitenland is de uitdrukking Delftse school" in zwang geko men, en, waarde toehoorders, in dit geval wordt daar geen archaï serende stijl mee bedoeld. Het was voor onze hele afdeling, en zeker ook voor jou, Baarda, een heuglijk feit dat onze collega Van Mierlo, uit jouw Delftse school, tot hoogleraar in Karlsruhe werd benoemd. En dan, als onomstotelijke blijk van de grote betekenis van je werk voor de geodesie, heb je begin deze maand het eredoc toraat van de Universiteit Stuttgart ontvangen. Het was tekenend dat je erepromotor een groot geodeet van een jongere generatie was. Grafarend heeft je baanbrekend werk helder in het licht gezet. Ik hoop dat spoedig zijn laudatio, samen met je magistrale eigen rede, zal worden gepubliceerd, zodat ook zij ervan kennis kunnen nemen die niet bij die voor jou, voor onze afdeling en voor de Nederlandse geodesie zo feestelijke gebeurtenis aanwezig waren. (Redactie: zie NGT Geodesia, 25e jaargang, januari 1983.) Je laudator liet zijn lofrede voorafgaan door een inleiding, waarin hij de tegenstelling opriep tussen de echte, diepgravende weten schapsman, zoals jij bent, en de wetenschapsmanager die organi seert, geld voor onderzoek weet los te krijgen enzovoort. Die te genstelling kan nu en dan wel in het wetenschapsbedrijf worden geconstateerd, en de ook door hem genoemde begerigheid naar publiciteit is zeker niet op jou van toepassing, maar wij weten dat in jouw geval niet het alledaagse „A of B" geldt, maar dat we het logische symbool „of" moeten gebruiken, dat betekent: A of B of beide. Je bent net zo goed manager als wetenschapsman, maar je hebt nooit management, bestuur en beleid los gezien van de inhoude lijke kant van wat er moest gebeuren, van wetenschappelijk gezag. Je hebt je ook altijd sterk betrokken gevoeld bij wat er aan de maat schappelijke en menselijke kant in de geodesie gebeurde, en hierin klinkt vaak je afkomst als kadasterlandmeter door. Zo was je lid van de Staatscommissie inzake het Kadaster; het is al lang geleden, maar nu ligt eindelijk de ontwerp-Kadasterwet bij het parlement. Ik hoop dat hij naar je zin is, anders zullen we het zeker wel horen. Je jarenlange lidmaatschap, secretariaat en nu voorzitterschap van de Rijkscommissie voor Geodesie zul je hopelijk nog lang conti nueren. De schijnbare tegenstelling tussen wetenschapsman en manager is niet de enige waarbij een waarnemer zich zou kunnen vergissen, die je in één hokje tracht onder te brengen. Andere schijnbare tegenstellingen zijn: theoreticus en practicus. kritische geest en enthousiasteling, fundamenteel denker en detailperfectionist, analyticus en volger van intuïtie, kemphaan en genieter van tegenspel, autoriteit en rebel, doordouwer en relativeerder. Nee, 't is niet eenvoudig om je in dat soort hokjes onder te brengen. Maar geen schijnbare of echte tegenstelling kan ik noemen tegen over je verantwoordelijkheidsgevoel voor mensen en taak, tegen over je geweldige persoonlijke betrokkenheid bij je wetenschappe lijke werk, tegenover je wil en kunde om op te bouwen en orde te scheppen. Ik geloof dat hier de wortels liggen van je enorme werk kracht en toewijding. Met een cliché zou ik kunnen zeggen, dat je onvermoeibaar hebt gewerkt aan alle taken die je op je hebt geno men. Maar ik weet heel goed dat je je vaak tot aan of over de grens van de fysieke mogelijkheden hebt ingespannen. Niet voor niets heb je je werk herhaaldelijk als een worsteling aangeduid. Gelukkig heb je die worsteling niet eenzaam hoeven te voeren. Ik denk hierbij in de eerste plaats aan u, mevrouw Baarda. Ik kan niet zeggen hoe blij wij zijn u hier in ons midden te hebben. U hebt ongetwijfeld uw deel gehad van de spanningen die uit de inspan ningen van uw man voortkwamen. En u hebt hem gesteund en ge holpen; ik meen zelfs te weten, dat zonder uw kookkunst de toet singstheorie misschien niet in de HTW was gekomen. U hebt steeds zorgzaam naast hem gestaan, en hij heeft steeds zorgzaam naast u gestaan. Talloze malen in binnen- en buitenland hebben collega's mij gevraagd: „Hoe is het met Baarda zijn vrouw?" U bent echt samen in onze gedachten; wij zijn verheugd dat we u hier kunnen bedanken. Uw man gaat nu met emeritaat en zal zijn tijd wat vrijer kunnen indelen, maar hij blijft ook met de geodesie bezig. Dat kan hij toch niet laten. De contacten blijven dus en wij hopen u nog vaak samen te zien. Baarda, er zijn nog promovendi, je blijft actief, je plannen liggen al klaar. Ik hoop nog vaak op de kamer naast mij het geluid te horen van je pijp op een glazen asbak. Voor het deel van je werk dat nu klaar is zeg ik: tuinman, je tuin staat er prachtig bij. Baarda, dank je voor alles. 50 NGT GEODESIA 83

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 15