A
6
VP
"--O
VP 1 5
MP 7
LANDMEETKUNDIGE BEREKENINGEN Tijd: 100 min.
1. Op Sn(elliuspunt) 11 zijn de volgende richtingen gemeten:
Richting Richtpunt X Y
65,2072 gr Oosterbeek 1 1007,45 2730,07
217,3064 gr Velp 6 3150,64 2094,35
384,0064 gr Arnhem 17 1421,48 1 581,82
Bereken en controleer de coördinaten van Sn 11.
2. Beschrijf in het kort twee toepassingen van een Snelliuspunt.
3. Aan welke voorwaarde(n) moeten richtpunten bij een Snellius
punt zo goed mogelijk voldoen?
4. Wat is een z.g. gevaarlijke cirkel? Wat is er dan aan de hand met
het gemeten Snelliuspunt?
5. Bereken met controle de oppervlakte van onderstaande per
celen.
31 ,46
T0,00
19,45
92*92
LANDMEETKUNDE
1.
Tijd: 100 min.
d.
2. a.
b.
a. Wat verstaan we onder de schaal van een kaart?
b. Van welke factoren is de te gebruiken schaal afhankelijk?
c. Indien op een kaart een lengte tot op 0,2 mm kan worden ge
meten en men afstanden tot op 5 cm nauwkeurig eraan wil
ontlenen, hoe groot moet dan de schaal van die kaart zijn?
Wanneer zullen we op een kaart signaturen gaan gebruiken?
Door welke vier grootheden wordt een coördinatensysteem
vastgelegd?
Hoe zijn deze grootheden gekozen voor het Nederlandse
coördinatenstelsel?
c. Wat is het verschil tussen het kaartnoorden en het geogra
fische noorden? Verduidelijken met een tekening!
a. Welke methoden van grootteberekening kennen we? Verdui
delijk een en ander met omschrijving en een schets.
b. Wat is een harpplanimeter en wanneer gebruik je hem?
c. Omschrijf het verschil tussen relatief en absoluut plani-
metreren.
d. Geef drie verschillen tussen het gebruik van een compen-
satiepoolplanimeter en een schijfpoolplanimeter.
e. Verklaar de volgende formule:
f 0,2 VF 0.0003F.
Bereken f als F, 893 m2 en F, 884 m2.
Na vier wissels heeft de voorman nog twee pennen aan de ring.
Het laatste stukje van de meetlijn is 11,573 m. De meetband is
20 m lang en heeft een ijktemperatuur van 20° C. We meten met
zes pennen. De meettemperatuur bedraagt 9° C. Uitzettings
coëfficiënt staal 1,1 mm per 1° C per 100 m.
Gevraagd: De juiste lengte van de meetlijn.
7.
Tijdens het uitzetten van de rechtstanden 1 en 2 blijkt, dat het
snijpunt S in een meer valt. Om toch de hoek tussen de
rechtstanden te kunnen berekenen, zijn bij A en C hoeken ge
meten, alsmede de lengte AC.
Gegeven:
A, 109,75 gr.
C, 153,50 gr.
AC 133,11 m
rc =100 m
Bereken:
a. Het tangentpunt t.o.v. de punten A en C.
b. Het middenboogpunt.
c. De detailpunten (ca. 20 m).
Hoe groot is de middelpunthoek bij een booglengte van 5 m en
een straal r 20 m
a. in centesimale graden?
b. in radialen?
a. Wat verstaan we onder de bochtverschuiving of shift bij de
toepassing van een overgangsboog?
b. Gegeven:
a 40 gr.
v max. 90 km/u
rc 300 m
Gevraagd in poolcoördinaten:
Bereken de hoofdpunten van de clothoïde.
Bereken de detailpunten van de clothoïde (ca. 20 m).
vma* (km/uur)
Rmin <in m>
Lmi„ (in m)
40
100
40
60
200
60
80
400
80
100
625
100
120
900
120
140
1425
140
160
1600
160
1
V
r
yE
kE
O in
1 0,00000
0,0000
2 0,05000
0,00000
20,0000
0,00002
0,05000
0,05000
0,0266
3 0,10000
0,00004
10,0000
0,00017
0,10000
0,10000
0,1062
4 0,15000
0,00014
6,6667
0,00056
0,15000
0,15000
0,2388
5 0,20000
0,00033
5,0000
0,00134
0,20000
0,20000
0,4245
6 0,25000
0,00065
4,0000
0,00260
0,25000
0,25000
0,6632
7 0,30000
0,00113
3,3333
0,00450
0,29994
0,29997
0,9550
8 0,35000
0,00179
2,8571
0,00714
0,34987
0,34994
1,2998
9 0,40000
0,00267
2,5000
0,01066
0,39974
0,39989
1,6977
10 0,45000
0,00379
2,2222
0,01514
0,44954
0,44980
2,1482
11 0,50000
0,00519
2,0000
0,02081
0,49922
0,49965
2,6523
12 0,55000
0,00693
1,8182
0,02768
0,54874
0,54944
3,2091
13 0,60000
0,00899
1,6667
0,03592
0,59806
0,59914
3,8186
14 0,65000
0,01142
1,5385
0,04563
0,64711
0,64871
4,4812
15 0,70000
0,01426
1,4286
0,05692
0,69581
0,69813
5,1965
NGT GEODESIA 83
53