Plaatsbepaling van boorpunten van platforms op het Nederlandse continentale plat door H. N. Pelkman, landmeter-hydrograaf, voormalig wnd. hoofd afdeling Geodesie van het IngenieursbureauOranjewoud" BV en voormalig leraar landmeetkunde aan de MTS te Breda. Inleiding Wanneer men op zee de plaats moet bepalen van een boorpunt (het boorgat op een platform), dan rijst de vraag: „waar komt dat platform te liggen?" Wordt dit geplaatst onder de kust, zodat gebruik kan worden ge maakt van zichtbare punten (licht- of vuurtorens, zend masten, die in een coördinatenstelsel bekend zijn), of dient de plaatsing te geschieden in volle zee, zonder van deze vaste punten gebruik te kunnen maken. In het eerste geval zouden we gebruik kunnen maken van de conventionele middelen, bijv. de sextant, waar mee de hoeken tussen vaste punten worden gemeten en daarna door middel van de kaarteringslineaal op de zee kaart worden gekaarteerd. Door middel van waarnemingen krijgt men dan een posi tiebepaling langs grafische weg. Het zal duidelijk zijn, dat de weersomstandigheden en daarmee de zichtbaar heid der punten, belangrijke invloed hebben op deze conventionele positiebepaling. In het tweede geval, zonder de vaste punten aan de wal, maakt men gebruik van diverse radiografische en elek tronische systemen, waarvan de ontwikkeling de laatste 10-15 jaar ronduit stormachtig mag worden genoemd. Het is ondoenlijk binnen het raam van dit artikel al deze systemen te behandelen. Aan het eind van het artikel zult u dan ook een lijst van gebruikte bronnen, artikelen en publikaties vinden, waarin o.a. de gebruikte syste men worden beschreven. Uiteraard zijn de leveranciers van deze systemen in Nederland bereid om geïnteres seerden alle informatie te verstrekken. De plaatsbepaling van het boorplatform, die in dit artikel wordt besproken, werd uitgevoerd met het z.g. stan daardtype „trispondersystem", een systeem dat een af stand van 50-80 km met een meetnauwkeurigheid van 3 tot 5 m kan overbruggen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van zenders (remotes) en een ontvanger (distance- measuring unit, DMU), die via de antenne de cirkel vormige golfpatronen ontvangt, die worden uitgezonden door de remotes. De ontvanger zet deze om in digitale aflezingen, welke de afstand in meters tussen zender en ontvanger weergeven. Zoals bij ieder systeem zijn ook hier voor- en nadelen aan verbonden. Bij dit systeem dient men o.a. van te voren na te gaan, binnen welk ge bied het maximaal operationeel kan zijn (zie figuur 1). Voorbereiding Wanneer is besloten om op een bepaalde plaats een bo ring te verrichten, dan wordt deze plaats opgegeven in geografische, c.q. UTM*)-coördinaten. Deze plaats is bepaald n.a.v. het resultaat van een voorafgaand seismisch onderzoek, dat door de betrokken oliemaat schappij is verricht. De coördinaten worden vaak opge geven in het z.g. UTM-stelsel, een coördinatensysteem, dat is gebaseerd op de ellipsoïde van Hayford (Internati onal Ellipsoid) en dat voor het Noordzeegebied wordt ge bruikt. Het gebruik van de UTM-projectie heeft vooral na de tweede wereldoorlog een grote vlucht genomen; behan deling hiervan valt echter buiten het bestek van dit arti-i kei. Zie hiervoor desgewenst bronvermelding [4], De omrekening van geografische coördinaten naar de Eastings en Northings van het stelsel geschiedt per com puter en is gebaseerd op de formules en tabellen, ver meld in de z.g. UTM-grid tables for latitude 0°-80° [2] In ons geval waren de opgegeven coördinaten van het boorgat, in meters: E 550779; N 5927832. Alvorens met de meting te beginnen, diende het z.g. cal- libreren plaats te vinden, een methode om na te gaan of BRUIKBAAR OPERATIEGEBIED ONBRUIKBAAR OPERATIEGEBIED Universal Transverse Mercator. Fig. 1. Schets die het gebied aangeeft, waarbinnen met succes kan worden geopereerd. Stations A en B zijn de opstelp/aatsen van de zenders. Geeft de apparatuur een meetnauwkeurigheid van 3 m over een werkgebied van 80 km, dan zijn de minimum c.q. maximum hoeken IANB, AMB) 30° c.q. 150°. NGT GEODESIA 83 41

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 6