verslagen
Een landmeetkundige puzzel
PF S|.PAenPG,°5,Pc
BEDRIJFSKUNDE
Tijd: 100 min.
Recht (gebruik BW toegestaan)
1. Wat denk je van de geldigheid van een huwelijk dat onder
sterke pressie van de ouders van de echtgenoten tot stand is
gekomen?
2. Als man en vrouw in gemeenschap van goederen zijn gehuwd
en elk van hen bestuurt de door hem/haar zelf ingebrachte
goederen, wie is dan aansprakelijk als een van hen bestuurs
daden verricht met betrekking tot de goederen die de ander in
bracht?
3. Welke voordelen zijn er aan huwelijkse voorwaarden verbon
den?
4. Iemand gaat zich regelmatig aan drank te buiten. Is hij nu auto
matisch onbekwaam?
5. Mijnheer Vermeulen haalt een pakje sigaretten bij de kruide
nier, die hem ook de rekening presenteert van door mevrouw
Vermeulen gekochte doch niet betaalde levensmiddelen. Is
mijnheer Vermeulen tot betaling verplicht?
6. Mevrouw Vermeulen kocht, zonder haar man daarin te ken
nen, een koelkast en een parelcollier op afbetaling. Kan haar
man deze aankopen ongedaan maken? Hoe kan mijnheer Ver
meulen voorkomen, dat zijn vrouw ook in de toekomst het ge
zinsbudget teveel belast?
7. Zou men bij huwelijkse voorwaarden mogen afwijken van de
bepaling: „Echtgenoten zijn elkander getrouwheid, hulp en
bijstand verschuldigd"?
8. Zou een gehuwde van 19 jaar ooit handlichting kunnen ver
krijgen?
9. Het echtpaar Bakker heeft twee kinderen. Hun vermogen be
draagt f 100 000, De heer Bakker overlijdt.
a. Wie is erflater?
b. Wie zijn erfgenaam?
10. Wat ontvangt mevrouw Bakker en wat de kinderen, als er geen
testament is gemaakt?
11. Als er in het geval van de familie Bakker een testament is ge
maakt door beide echtgenoten, waarin wordt bepaald dat 90%
van hun vermogen na hun dood moet worden besteed aan
werk in de ontwikkelingslanden, welke juridische kantteke
ningen plaats je dan bij deze testamenten?
12. Noem punten van verschil tussen de erfgenaam en de legata
ris.
13. X is gehuwd, doch heeft geen kinderen. Hij maakt een testa
ment, waarin hij (zakelijk weergegeven) het volgende bepaalt:
„Ik vermaak f 10 000, „schoon" aan mijn vader en moeder.
De rest van mijn vermogen is voor de NH Kerk te Arnhem. Mijn
vrouw ontvangt niets". Gegeven is verder, dat X f 12 000,—
aan bezittingen heeft, waarop f 3 000,— aan schulden rust.
a. Wie is/zijn erfgena(a)m(en)? Wie legataris(sen)?
b. Wie moet(en) de schulden betalen? Waardoor kan men
daaraan ontkomen?
c. Mag mevrouw X worden onterfd?
14. a. Hebben de ouders van X recht op een legitieme portie?
b. Wat zou het gevolg zijn, wanneer zij het testament op grond
van een (vermeend) recht op een legitieme portie aan
vechten?
15. Waarom kan het in Nederland niet voorkomen, dat een testa
ment bij de erflater wordt gestolen?
16. Zijn de volgende rechten persoonlijk, zakelijk, niet-zakelijk:
recht op/van: een merk, huurpenningen, een koopsom, de
eigendom, een levering, een pand, een naam, een handels
naam, het loon?
17. Een auteur sluit met zijn uitgever een contract. Hij zal voor het
manuscript f 10 000, ontvangen en het zal ongetwijfeld wor
den gedrukt. Is het recht op f 10 000,— honorarium relatief?
En het recht op ongewijzigde uitgave?
18. Is een vaste wastafel een roerende of onroerende zaak?
19. Sommige leerlingen laten op school kledingstukken achter.
Ondanks het feit, dat zij en hun ouders hierop herhaaldelijk
attept zijn gemaakt, blijven deze kledingstukken in de garde
robe hangen. Is de school nu eigenaar, bezitter of detentor van
deze kleding?
20. Waarom is het, strikt juridisch gesproken, onjuist te zeggen:
„Niet goed, dan uw geld terug"? of „De t.v.-handelaar had mij
mijn t.v.-toestel, dat ik gisteren kocht, allang thuis kunnen be
zorgen"?
21. U vangt een vis in de Rijn, zonder dat u in het bezit bent van
een visvergunning. Wordt u eigenaar of bezitter (te kwader
trouw) van de vis? En hoe zou uw antwoord luiden, wanneer
u een vis ving in de karpervijver van een restaurant zonder
daarvoor toestemming te hebben?
22. De uitdrukking: „Een hypotheek van de bank krijgen" klopt
niet.
a. Waarom niet?
b. Hoe moet het wèl zijn?
Onlangs kwam mij een aardige landmeetkundige puzzel onder de
ogen die ik u hierbij wil voorleggen.
De Oude Romeinen waren gewend hun kaarten en dus ook hun
landmeetkundige metingen te oriënteren op het oosten. Dit is de
herkomst van het woord „oriënteren". In die tijd had men geen
theodolieten om een zonsazimut te meten en ook het gebruik van
goniometrische functies om een zonsazimut te berekenen kende
men niet. Daarentegen waren de Romeinen zeer bedreven om met
eenvoudige middelen vernuftige meetkundige constructies te be
denken. Hieronder volgt een methode om de oost-west lijn in het
terrein uit te zetten zonder gebruik te maken van een theodoliet.
Deze methode is erg eenvoudig en toch redelijk nauwkeurig en het
is daarom opmerkelijk dat deze methode uit de landmeetkundige
boeken is verdwenen. Ook nu kan het nog wel eens handig zijn om
zonder theodoliet en zonder ingewikkelde berekening de oost-west
richting te kunnen uitzetten.
Hoewel de constructie in het terrein eenvoudig is, is het bewijs van
onderstaande meetopzet niet zo doorzichtig. Dit is een leuke op
gave om te testen of de moderne landmeters nog even veel meet
kundig inzicht hebben als de oude Romeinen.
Opgave:
Op drie willekeurige tijdstippen op een dag werd de schaduw van
een toren PQ gemeten (zie figuur). Dit leverde de ligging op van de
punten A, B en C. PA is de langste schaduw 's morgens, PB de
kortste rond het middaguur en PC in de namiddag. De afstanden
QA, QB en QC werden berekend met de stelling van Pythagoras.
De afstand QB werd afgepast langs de lijnen OA en QC. Dit gaf de
punten D en E. De projecties op de straat gaven F en G. De ligging
van F en G is eenvoudig te berekenen met:
Vervolgens bepaalde men het snijpunt van de lijnen AC en FG. Nu
is te bewijzen dat de lijn BH precies naar het oosten loopt. Omdat
de Romeinen het gebruik van goniometrische functies niet kenden
bestaat er een meetkundig bewijs.
Als u de oplossing mocht wil
len weten kunt u mij dit vra
gen.
G. L. Strang van Hees,
TH Delft,
Afd. der Geodesie.
HET SYMPOSIUM „BLIK OP GOEDE GRONDEN"
GEHOUDEN TE APELDOORN OP 18 NOVEMBER 1982
Op 18 november 1982 werd in Schouwburg Orpheus te Apeldoorn
een symposium gehouden onder de naam: „Blik op goede gron
den". Dit symposium vond plaats in het kader van de viering van
het 150-jarig bestaan van het Kadaster. Vijf inleiders gingen nader
in op hun bijdrage aan het eveneens ter gelegenheid van dit jubi
leum verschenen boek „Op goede gronden".
Na een welkomstwoord door de burgemeester van Apeldoorn, jhr.
drs. P. A. C. Beelaerts van Blokland, die 's middags voorzitter van
het panel was, en de opening van het symposium door Staats
secretaris mr. G. Ph. Brokx, sprak als eerste inleider prof. mr. P.
de Haan over „de plaats van het Kadaster in het onroerend goed-
recht". Hij behandelde in kort bestek een zestal items. Allereerst de
ontwerp-Kadasterwet.
De Haan maakte melding van een negatieve reactie op het ontwerp
(prof. Luyten met zijn bezwaren tegen het feit dat niet twee afzon
derlijke wetten zijn ontworpen in plaats van één wet wéarin zowel
regelingen zijn opgenomen voor de openbare registers als voor de
kadastrale administratie). Hij beschreef, hoe de Raad van State de
beoogde eenwording van kadaster en openbare registers nog be
langrijk wil versterken.
Hij schetste de zijns inziens wat misleidende benaming negatief
stelsel, waar hij zelf eerder van semipositief zou willen spreken.
Zelfs het enige waarin de negativiteit van het stelsel nog naar voren
zou komen, namelijk het feit dat de bescherming te goeder trouw
niet wordt verleend op basis van de kadastrale registratie en kaar
ten als zodanig, maar op basis van de openbare registers, blijkt niet
op te gaan. De Haan gaf de Tweede Kamer in overweging Boek 3
van het nieuwe Burgerlijk Wetboek (NWB) zo te amenderen, dat de
bescherming te goeder trouw voortaan ook rechtstreeks op de
kadastrale registratie van toepassing is.
NGT GEODESIA 83
93