Tangentieel bestuurd tekengereedschap door AM. den Boer, landmeetkundig hoofdambtenaar bij de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat. 1. Inleiding Na de oorlog zorgden polyester films met deklaag voor een wederopleving van het graveren in de kartografie. In 1952 begon men in de VS te experimenteren met de nieuwe film mylar" en in 1954 lukte het een werklaag daarop aan te brengen. De „stabilene scribe coat film" van Keuffel Esser zorgde ervoor dat het graveren op nieuw in zwang kwam, zij het aanvankelijk alleen voor manuele toepassing. Het aantal graveeremulsies breidde zich snel uit. De in de zestiger jaren opgekomen automatische tekentafels (flatbedplotters) maakten, in tegenstelling tot de trom mel-tekenmachines (drumplotters), naast automatisch tekenen met inkt, ook automatisch graveren mogelijk. Voor lijndikten tot ongeveer 0,15 mm werken graveer- naalden bevredigend. Wel kan daarbij een faciliteit als „terugsporen" nuttig zijn, d.w.z. het automatisch her halen van de „aanzetjes". Hoogte van en druk op de naald zijn afhankelijk van het graveermateriaal en dienen dus variabel en instelbaar te zijn. Dit procédé beperkt zowel de versnelling als de maximumsnelheid meer dan het werken met (ballpen. Het via gaatjes vacuüm zuigen van de ruimte tussen tekeningdrager en tafelblad is even noodzakelijk als een egaal tafeloppervlak. Voor de realisering van een egaal oppervlak werden verschillende materialen toegepast; deze liepen uiteen van een dikke hardstenen plaat tot een plaatselijk verstelbare dunne plaat kunststof. 2. Van naald naar beitel Ter verbetering van de kwaliteit van met name wat dik kere lijnen dan de genoemde 0,15 mm, werd naast de graveernaald een graveerbeitel voor automatisch teken gereedschap ontwikkeld. Een beitel van het merk Cal- comp heeft een diamanten snijvlak met een dikte van 0,051 mm, loodrecht op de tekenrichting; de lijnbreedtes lopen van 0,15 tot 1,27 mm. Om lijnen in verschillende richtingen niet in breedte te doen verschillen, is tangen- tiële besturing nodig. (Bij het graveren van een cirkel boog oriënteert de tekenvector zich aan de tangenten van de bewuste cirkel, vandaar de naam.) De beiteldraaiing vindt in principe trapsgewijs plaats: het interval tussen de draaiing bij de richtingverandering kan variabel zijn. Bij het genoemde merk kan de operator kie zen tussen 1 en 99 sexagesimale graden. Deze keus be- invloedt de voor de gravure benodigde machinetijd. Uiteraard is een „default value" instelbaar, zodat er niet steeds een handeling nodig is om bijv. een interval van 1 graad te handhaven. Een indexpointer verklikt de oriëntatie van de beitel. De graveersnelheid is maximaal 10,7 cm/sec, waarbij echter de bewegingen met de bei tel kunnen oplopen tot 106,7 cm/sec. Ook bij de beitel dient het graveerblok in hoogte instelbaar te zijn, evenals de veerdruk op de beitel. Het eind van een lijn zal bij ge bruik van een beitel altijd strakker zijn dan bij die van een graveernaald of inkt. Aan het begin van een lijn ontstaat een probleem: de beitel moet eerst dóór de bovenlaag Fig. I. Vernietiging t.b.v. de afvoer van het hardstenen blad van Fig. 2. Installatie van de fiatbedpiotter Caicomp 748 met kunststof de fiatbedpiotter Caicomp 745 bij de Meetkundige Dienst (1980). blad bij de Meetkundige Dienst (1980). 118 NGT GEODESIA 83

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 12