ons land geen reden voor de vervaardiging van topografische kaar
ten over te schakelen op andere technieken.
Als we vandaag de fotokaart nog eens centraal stellen, dan is dat
omdat met deze uitvoering de mogelijkheid wordt geboden op vrij
eenvoudige wijze te voorzien in een leemte, die tegenwoordig door
velen wordt gevoeld in de kaartvoorziening in ons land. Ik doel hier
bij op de 1 5 000 schaal.
Het heeft des te meer zin nog eens over de fotokaart te praten, om
dat er de laatste 10-15 jaren opmerkelijke ontwikkelingen hebben
plaatsgevonden, die hebben bijgedragen tot een beter produkt en
een efficiënter arbeidsproces.
Het oplossend vermogen van de opnamelenzen is toegenomen en
de keuzemogelijkheid in het fotografisch materiaal is sterk ver
groot. Er zijn fijnkorreliger emulsies samengesteld, die ook met
korte belichtingstijden heel goed bruikbaar zijn. De kleurenfotogra
fie, zowel met de normale als de infrarood (z.g. false colour) foto
grafie, heeft zijn opmars voortgezet. Door dit alles is de kwaliteit
van de luchtfoto aanzienlijk toegenomen. Voor de produktie van
fotokaarten, waarbij in het procédé altijd een vergrotingsfase van
2-5 maal is ingebouwd, is dit van groot belang.
Nog belangrijker is de vooruitgang in het verwerkingsproces van de
ontschranking, en zeker in het orthofotoprocédé. Voor de gewone
ontschranking zijn nieuwe methoden ontwikkeld, waardoor de
menselijke handelingen, die bij het inpassen op het paspuntenblad
nodig zijn, tot een minimum worden beperkt. Door inschakeling
van digitizers, calculators en automatische elektronische besturing
van de instellingen van het ontschrankingsinstrument, is de pro-
duktiesnelheid sterk toegenomen en het arbeidsproces vereen
voudigd.
Bij de orthofotografie is de inschakeling van de computer meer in
grijpend. Het stereo-instrument, dat vroeger voor de schaalbepa-
ling zorgde van ieder deeltje waarin de opname automatisch werd
opgesplitst, kan nu worden vervangen door een computer, die
profielen van het terreinmodel opslaat en verwerkt. Deze profielen
kunnen langs allerlei wegen tot stand komen: fotogrammetrisch,
terrestrisch of door aflezing van kaarten. In en tussen de profielen
onderling vindt per differentiaaldeeltje volledige in- en aanpassing
plaats. Met deze gegevens stuurt de computer het orthofotoprojec-
tieapparaat, waardoor de vroeger vaak zichtbare trapjes of strook
jes tot het verleden behoren. De beeldkwaliteit is hiermee aanzien
lijk verhoogd en het gehele procédé is flexibeler geworden.
Alle officiële topografische kaartenseries in ons land zijn uitgevoerd
als lijnenkaart. Enerzijds zijn dit de kleinschalige topografische kaar
ten op de schalen 1 50 000 en 1 25 000, uitgegeven door de
Topografische Dienst, en sinds 1951 ook een zeer eenvoudig ge
houden werkkaart op de schaal 1:10 000. Deze kaartenseries, allen
afgeleid van een basiskaartering op de schaal 1 12 500, beslaan
het gehele land.
Anderzijds is er de Grootschalige Basiskaart van Nederland
(GBKN), die sinds 1975 door het Kadaster op bestelling wordt ver
vaardigd in die gebieden, waar de behoefte zich duidelijk mani
festeert in een koopkrachtige vraag. Tot nu toe is het merendeel
van die kaarten uitgevoerd op de schaal 1 1 000. Hoewel de in
houd een aantal topografische elementen bevat, bedoeld om de ge
bruikers een goede gemeenschappelijke ondergrond te geven voor
de kaartering van hun eigen thema's, kan men deze kaart niet reke
nen tot het officiële topografische kaartenbestand van ons land. De
GBKN is bedoeld als coördinatie- en communicatieinstrument voor
allen, die in een bepaalde regio technische werken plannen, uit
voeren en beheren en daarvoor grootschalige kaarten nodig heb
ben. De voornaamste gebruikers zijn gemeentelijke diensten, open
bare nutsbedrijven en het Kadaster zelf.
Oorspronkelijk (hiermee bedoel ik de periode 1970-1972, waarin
ook mijn beschouwingen van 1971 pasten) was gedacht dat een
fotokaart 1 2 000 van Nederland de rol van grootschalige basis-
kaart zou kunnen vervullen in alle niet-stedelijke gebieden. De voor
delen voor de produktie waren heel duidelijk. Het systeem leende
zich voor een zeer systematische aanpak: grote gebieden zouden
in blokken van 500 km2 in een continu arbeidsproces kunnen wor
den uitgevoerd. Het terrestrische werk zou kunnen worden beperkt
tot het bepalen van paspunten voor het meetkundige verband in
het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting, leder km-vierkant van dit
net zou een fotokaart van 50 x 50 cm vormen.
De voorgestelde produktieopzet leidde ertoe te denken aan een vol
ledige systematische bedekking van Nederland, uitgevoerd in vijf
jaar tijd. Aansluitend zou steeds met vijf jaren interval vernieuwing
kunnen volgen. Deze gedachte is later ten onrechte geprojecteerd
op de veel duurdere produktie van lijnenkaarten. Dit heeft tot mis
verstanden aanleiding gegeven.
De kosten van de fotokaart zouden, gerekend naar de toen be
kende gegevens, ongeveer 1/4 van de kosten van een lijnenkaart
van hetzelfde gebied zijn. Achteraf is gebleken dat de kosten van
NGT GEODESIA 83
de lijnenkaart ver onderschat zijn, vooral door de uitgebreide en
zeer kostbare naverkenning in het terrein.
De confrontatie van een studie in 1973 naar foto- en/of lijnenkaart
op de schaal 1 2 000 van landelijk gebied, via gesprekken en een
uitgebreide enquête, met potentiële gebruikers, viel heel duidelijk in
het voordeel uit van de lijnenkaart. De reden hiervoor is gedeeltelijk
de onbekendheid met het fotoprodukt en de goede ervaring met
het lijnenprodukt, als dit van goede kwaliteit is. Bovendien is later
heel duidelijk geworden, dat de basisfunctie van de GBKN voor een
grote groep gebruikers sterk afhankelijk is van een nauwkeurige
plaats van de bebouwing op maaiveldhoogte. De hiervoor nood
zakelijke terrestrische bijmetingen hebben de kaart extra duur ge
maakt.
Een tweede reden die de fotokaart niet aantrekkelijk maakte, was
de grote belangstelling voor de GBKN in stedelijk gebied. De rol
van de exacte plaats van de bebouwing is hier nog duidelijker.
Een derde reden kan worden gevonden in de voorkeur voor grotere
schalen dan de voorgestelde 1 2 000 schaal. De lijnenkaart is toe
gankelijker voor afbeelding op allerlei schalen dan de fotokaart,
vooral als de grotere schaal wordt gevraagd om ruimte te scheppen
voor de afbeelding van eigen thema's of eigen gegevens. Bij dit
alles moet worden overwogen, dat de meerderheid van de gebrui
kers van de GBKN op deze grote schalen 1 1 000 en 1 500, moet
worden gezocht in technische kringen.
Planologisch en ander gebruik, waarbij inzicht in en overzicht van
de topografische elementen in het betreffende gebied worden ge
wenst, prefereren kleinere schalen, bijv. de 1 2 000, en meestal de
1 5 000 schaal.
Met planologisch gebruik bedoel ik onder meer het gebruik van
kaarten in landelijk gebied, in de planningsfase van de landin
richting, het ontwerpen en beschrijven van bestemmingsplankaar-
ten in gemeentelijk buitengebied, van bosinrichtingskaarten, en
van landschap- en recreatieplannen. In stedelijk gebied betreft het
vaak het gebruik van overzichtskaarten voor verkeer, beplanting en
inrichting.
De GBKN is nog te weinig systematisch vervaardigd om in het alge
meen te denken aan een 1 5 000 kaart, samengesteld uit GBKN-
verkleiningen. In Friesland zijn enige aanwijzingen, dat de gebruiker
in deze richting zoekt. Naar mijn mening heeft deze methode vooral
daar toekomst, waar de GBKN als digitaal bestand aanwezig is. Dit
zal waarschijnlijk allereerst in stedelijke gebieden het geval zijn.
Maar ook dan, evenzeer als op de tweevoudige vergrotingen van de
1 10 000 kaart, die deze gebruikersgroep nu vaak als uitgangspunt
neemt, vindt de ontwerper te weinig gegevens die met de topogra
fie, de bewoning, het landgebruik, de vegetatie, de waterhuis
houding, de aard van de bebouwing en de inhoud van de wegen
samenhangen. Vandaar dat uit deze kringen de vraag naar een
1 5 000 topografische kaart het meest wordt gehoord.
Niet alle, maar toch wel een gedeelte van de opgesomde ontbre
kende gegevens, kunnen worden geleverd met behulp van de
luchtfoto.
Er zijn diensten, die door eigen onderzoek reeds ver zijn gevorderd
met oplossingen om in eigen behoefte te voorzien. Ik wil graag
wijzen op een studie, die binnen de Dienst van het Staatsbosbeheer
is gemaakt. De bedrijfsplankaarten van deze Dienst werden tot nu
toe in een heel kleine oplaag op basis van de 1 10 000 topogra
fische kaart vervaardigd met toepassing van een grote hoeveelheid
kleuren en een uitgebreide kaartbeschrijving; vroeger gebeurde dit
op de schaal 1 10 000 en tegenwoordig op de schaal 1 5 000.
Door de hoge kosten van deze kaart en de veranderde methoden
van gegevensopslag in computerbestanden, is men op de gedachte
gekomen de lijnenkaart te vervangen door een fotokaart, waarop
verwijzingen naar het computerbestand zijn aangebracht. Hierdoor
en doordat het fotobeeld reeds begroeiingsinformatie bevat, die
niet meer speciaal behoeft te worden aangeduid met lijnen, kan de
kaartvervaardiging sterk worden vereenvoudigd. Confrontatie met
de (bosbouwkundige) gebruikers bracht aan het licht dat er, be
halve naar bosbouwkundige gegevens, ook verlangens waren naar
het aanbrengen van topografische accenten. Een voorbeeld hier
van is het wegennet.
Het fotobeeld wordt daarom duidelijk met lijnen versterkt. Hoe ver
men hiermee moet gaan, is nog niet geheel duidelijk. Hier zien we
dus ook de ontwikkeling van een combinatie van foto- en lijnen
kaart, ditmaal op basis van de fotokaart.
In de Rijkscommissie voor Geodesie is de 1 5 000 topografische
kaart reeds onderwerp van een bespreking geweest. Mede in ver
band hiermee, maar ook in verband met de studie naar mogelijk
heden voor de opbouw van digitale topografische bestanden voor
gemeentelijke toepassingen, is een projectgroep van de Stichting
Studiecentrum voor Vastgoedinformatie begonnen met bestude
ring van de mogelijkheden voor een kaart 1 5 000 van Nederland,
waar de hedenmiddag geschetste problematiek aan de orde komt.
Uiteraard moeten de potentiële gebruikers van de kaart van het
123