concipiëren van het idee, en van het groeiproces worden geplaatst. Bij de tophoek plaatsen we het resultaat: Ontwerp. Om tot een zo volmaakt mogelijk ontwerp te komen, moet na een proces van wikken en wegen, de driehoek uitgebalanceerd van vorm worden gemaakt. Bovendien moet de sluitterm worden weg gewerkt door de toepassing van een vereffeningsproces tussen tegenstrijdigheden, zodat die tot accorderen worden gebracht. Deze twee handelingen, vertrouwd als ze zijn aan een landmeter, kosten zowel mentaal als fysiek veel inspanning. De volgende fase hangt samen met een zinvolle concretisering en presentatie naar buiten, overeenkomend met de keuze van een coördinatenstelsel, waarbij vier vrijheidsgraden, toegepast in drie handelingen, in beschouwing worden genomen. Ten eerste moet men een hoekpunt van de driehoek vastleggen met behulp van het bepalen van twee coördinaten als punt van ver ankering; daar omheen kan echter alles nog draaien. Deswege moet, ten tweede, vanuit dit punt een koers worden uit gezet, een oriëntering, die in wezen de richting naar de Oriënt, naar het „Oosten" aangeeft, waar (gelukkig nog steeds voor niets) de zon opgaat, als klassiek symbool van de levensbron, van levens kracht en levensvatbaarheid. Ten derde moet de schaal worden bepaald door middel van een af stand; hoever gaan we vanuit het punt van uitgang; hoever kunnen we gaan? Deze solide wijze van werken en planning is zeker de grondslag ge weest van uw ondernemingen. Zij garandeert echter op zichzelf geen succes. Om de inhoud van de driehoek heel en ongeschonden over te brengen, is deze methode wel noodzakelijk, maar niet vol doende. Daarmee moeten nog karaktereigenschappen worden ver bonden zoals doortastendheid, slagvaardigheid in argumentatie, een scherp inzicht, nuchterheid en geduld, en de vasthoudendheid van een terrier. Gezien het succes dat u heeft bereikt, waren deze eigenschappen op een onopvallende wijze uw deel. De drie gebieden van interesse, waaruit dus de zojuist geschetste wijze van werken en een deel van uw persoonlijkheid naar voren kwam, zijn de volgende. Zij betreffen in de eerste plaats de Vakgroep Landmeetkunde en de Landbouwhogeschool. De colleges, de practica, de beheerswerk- zaamheden en de administratie. De deelname aan vele commissies (richtingsonderwijs, financiële zaken, structuur- en benoemings commissies); gelukkig geen onverstandig groot aantal. Ten tweede uw werk in het verenigingsleven, waarin u, met ande ren natuurlijk, met succes hebt gestreefd naar het samenbrengen in één verband, van alle verenigingen in Nederland, die iets, op welk niveau ook, met landmeten en geodesie hebben te maken. Ten derde het werk van de voorbereidende commissies, dat nu ongeveer tien jaar geleden begon, en de uitvoerende organisatie van de produktie van de Grootschalige Basiskaart van Nederland, die voor ons land van groot maatschappelijk en economisch belang wordt geacht. Als voorzitter van de voorlopige Centrale Kaarte- ringsraad, vanwege het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimte lijke Ordening, hoeft u overigens, gelukkig, nog geen afscheid te nemen. Het belang van de laatste twee gebieden is zo groot, dat de twee sprekers na mij apart hiervan zullen getuigen, leder aspect heeft zijn eigen coördinatenstelsel, de schaal van de driehoek werd steeds groter. Daarnaast moet ik noemen de publikaties en adviezen in binnen- en buitenland, ik noem slechts de landen Indonesië en Niger, die naar aanleiding van de inzichten en ervaring hierbij opgedaan, het licht zagen. Dan was er nog het lidmaatschap van de Rijkscommissie voor Geodesie, de docentenraad van het ITC en van de Weten- schaps Commissie van de Afdeling der Geodesie van de TH Delft en de Studiecommissie van de Stichting voor Vastgoedinformatie. Richten wij onze aandacht weer op onze Vakgroep. Op 1 januari 1943 werd u benoemd, zodat u thans op een periode van 40 jaar verbondenheid met onze Landbouwhogeschool kunt terugzien. Op 1 april 1970 nam u de leiding over van professor Kruidhof, zodat u nu bijna dertien jaar aan het hoofd heeft gestaan van wat men wel noemt het tweede landmeetkundig centrum van Nederland. De taakstelling is volledig verschillend van dat van het eerste cen trum, de Afdeling der Geodesie van de TH Delft. Onze Vakgroep leidt niet op voor de graad van geodetisch ingenieur of agrarisch landmeter. Onze Vakgroep bemoeit zich niet met zwaartekracht en met het meten van de bewegingen van continenten. Wél moet zij zorgen dat de landbouwkundig ingenieurs, die naar de tropen gaan, zelfstandig hun projecten kunnen opmeten en kaarteren, met de daarbij behorende berekeningen en vereffeningen. De studenten van de westerse richtingen, die landmeten in hun pakket hebben, moeten we eraan laten ruiken zodat, als ze later in hun praktijk dezelfde reuk weer in de neus krijgen, zij dan zo reageren dat ze naar een specialist/landmeter hun weg vinden. Dit in alle een- NGT GEODESIA 83 voud gezegd en misschien zwart-wit gekleurd is geen eenvou dige taak. Het vereist van de staf van de Vakgroep een volledige be heersing van de moderne technieken van hoek- en elektronisch af- standmeten, van plaatsbepaling steeds meer met behulp van satellieten van statistische reken- en toetsingsmethoden, van de thans sterk opkomende en zich verbreidende toepassingen van de teledetectie. Dit alles gepaard gaande met een zeer intensief ge bruik van elektronische rekenmachines. Deze kunde wordt ons van buiten aangereikt; deels kan ze direct worden toegepast, deels moet ze door onderzoek geschikt worden gemaakt voor onze taak. Dit brengt met zich mee, dat wij steeds in aanraking komen met het totale vakgebied, zowel nationaal als internationaal, en dat het veelvuldig voorkomt, dat ons werk niet alleen aan de Vakgroep, en het onderwijs aan studenten in de landbouw ten goede komt, maar dat het ver daarbuiten uitreikt. Het is goed dat dat kan. Uw werk is daarvan een sprekend voorbeeld. Hoe goed heeft u begrepen, dat onze academische taak moet worden uitgeoefend met wijs ver stand en kracht. Ontbreekt de kracht, dan leidt dit tot de fameuze ivoren toren. Ontbreekt het verstand, dan wordt de kracht een on gestuurde dommekracht. Het is misschien goed om nu een kleine zijstap te maken en iets algemeens te zeggen over de indrukken die een landmeter naar bui ten wekt. Daartegen afgezet is het dan misschien eenvoudiger om een reëel beeld te geven van uw aanwezigheid in onze Vakgroep. Een ieder wordt in mindere of meerdere mate door zijn beroep en de aard van zijn werkzaamheden getekend, en zeker een beoefe naar van de landmeetkunde in de ruimste zin. Naar buiten wordt hij gekenmerkt door het feit dat hij zich nooit haast. Fouten in het veldwerk kunnen catastrofaal zijn. Vooral bij grote technische projecten, bijv. voor irrigatie, gebeurt het, dat als het water door sloten en aquaducten de verkeerde kant uit blijkt te lopen, er ontslag volgt. De uiteindelijke criteriummatrix, waaraan de metingen worden getoetst is nog altijd ,,to be or not to be". De landmeter wordt gezien met jalons in zijn handen, of tijdens het kijken door kijkers, vaak verondersteld fototoestellen te zijn. Dat geeft een indruk van saaiheid; een snapshot van een wazig, op on eindig geaccomodeerd landmetersoog dat door een theodoliet staart, is dat natuurlijk ook. Hij ziet geen windmolentjes maar wel torentjes in de verte. Het woord nauwkeurigheid ligt hem voor in de mond bij tij en ontij. Als de puntjes op de i zijn vergeten, worden ze er snel opgezet. Als je planologen vertelt dat zij juist grootscha lige kaarten nodig hebben, als zij kleinschalig aan het werk zijn (een woord overgenomen door de moderne besmettelijkheid van half begrepen termen), dan behoor je tot de categorie van de spijkers op laag water zoekende „finickers". Dit is internationaal, bij onze oosterburen wordt een geodeet gekenschetst met een onparlemen taire uitdrukking die iets met krenten te maken heeft. Moet het van ons uitgaan, om ons spiegelbeeld te veranderen? Het is tenslotte maar een indruk. Men is tot de mening geneigd dat we ons in zekere mate moeten vereenzelvigen met de achtergronden van de aankondiging die op de kade van Harwich wordt geplaatst, als de veerboot wegens uitzonderlijk slecht weer niet kan uitvaren: „The Board of Directors regrets, that because of adverse cir cumstances the continent is isolated". We zullen het dus zo maar laten. Schijn bedriegt toch. So what? Wie bij ons het gebouw binnentreedt, valt in eerste instantie die zelfde aspecten op. Ten eerste in de trant van de aanhaling van zo pas uit het boek van John Love, peaceable: er heerst een vredige kalme atmosfeer, kijkt men uit het raam als een „wholesome and innocent exercise" dan ziet men de schoonste vaak dromerige ver gezichten over de Rijn, zijn uiterwaarden, en de Betuwe. Haast schijnt er niet te bestaan. Daarom wordt ons gebouw binnen zekere kringen (beslist met een ondertoon van jaloezie) het sanatorium op de berg genoemd. Zo lijkt zich alles te conformeren aan het beeld dat ik schetste. Wie er echter langer verblijft, merkt dat de indruk van „easy going" inderdaad slechts schijn is, en dat er in werkelijkheid geen enkele saaiheid bestaat. Hij zal merken dat het onderwijs en onderzoek in de sectoren geo desie, luchtkaartering en Remote Sensing, en ook projecten in binnen- en buitenland in alle rust en met grondig overleg voorbereid en uitgevoerd kunnen worden, waarbij dikwijls de uren niet worden geteld. Hij zal verder merken dat hierdoor uzelf en onze staf, en ook onze studenten, vaak nog voordat ze waren afgestudeerd, hun kunde en kennis overdragen en toepassen, behalve in Wageningen, in Nederland en Europa, ook in Mozambique, in Opper Volta en Spits bergen, in Brazilië, het Midden-Oosten, de Karakorum, Korea en Indonesië. Ik verzeker u, het werk dat zij afleverden kon alleen worden verbeterd in het land van Utopia. Hij merkt ook dat ieder lid van de Vakgroep, zonder uitzondering, in volle waarde zijn aandeel hierbij levert naar zijn uiterste kunnen; dat hierdoor niemand, in het algemeen gesproken, met tegenzin 125

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1983 | | pagina 19